1 DECEMBER 1978 2081
avond
willen hebben over de toepassing van artikel 10,
die in het gesprek van de minister met woonwagen
schappen in Oost-Brabant aan de orde is geweest.
Ligt reeds formeel vast dat artikel 10 inderdaad
voor Breda kan worden toegepast?
Wethouder PAULUSSEN: Het ligt formeel nog
niet vast. De minister heeft volgens een nog niet
goedgekeurd verslag maar dit is mij door ver
scheidene deelnemers aan het gesprek bevestigd
gezegd dat zij bereid is haar medewerking te ver
lenen wanneer gemeenten in deze zin een beroep op
artikel 10 doen. Zij heeft te kennen gegeven dat
er geen algemene toepassing mogelijk is, maar dat
ze in concrete situaties tot medewerking bereid
is. We zullen dat nog verder moeten uitzoeken en
we zijn, zoals ik heb gezegd, bezig juridisch de
hele zaak op een rij te zetten. Daarbij komen de
kwestie van beroepsprocedures en nog heel veel an
dere aspecten aan de orde. Uiteraard is "ruimte
lijke ordening" de discipline die er direct heel
veel mee te maken heeft, zodat dit een samenwer
kingsactiviteit van twee portefeuilles zal worden.
Mevrouw Stutterheim heeft voor het uitoefenen
van druk op het woonwagenschap gepleit. Wij zijn
ik heb dat zojuist geschetst ontzettend druk
met deze problematiek bezig, maar nu doet zich de
vraag voor, voor wie je een tweede lokatie moet
gaan zoeken. De woonwagenbewoners zelf hebben ons
laten weten dat zij eigenlijk het liefste een cen
trum van 60 wagens zouden zien. Zoals men weet is
indertijd in overleg met de woonwagenbewoners en
in het kader van de decentralisatie overeengekomen
dat er een tweede centrum van 30 wagens zou worden
ingericht. Ik heb echter uit informele gesprekken
met vertegenwoordigers van C.R.M. begrepen dat dat
een zeer moeilijke zaak zal zijn. Ik weet dit nog
niet formeel, maar informeel is het mij uit een
gesprek van deze week bekend. Aanstaande maandag
zal het dagelijks bestuur van het woonwagenschap
zich uitvoerig moeten bezinnen over de vraag welke