2084 1 DECEMBER 1978
avond
van het standpunt uit het verleden te komen. Ik
heb de A.N.I.B. en de Stichting Werkzoekenden voor
Werkzoekenden toegezegd dat we over een aantal
maanden weer om de tafel zullen gaan zitten; met
mijn collega Van Dun zal ik nog eens over de huis
vestingsproblematiek en over andere aangedragen
punten moeten spreken. Ook met het M.A.I.C. in re
latie tot het Instituut voor Maatschappelijk Wel
zijn zijn er contacten: die "trein" rijdt eveneens.
De heer Hendriksen heeft gesproken over de
welzijnsplanning. Op dit uur van de nacht ben ik
niet meer van plan daarop in te gaan. Als wij el
kaar op 7 december ontmoeten, zullen we ik heb
dat al toegezegd afspraken maken over de ogen
blikken en de manier waarop de commissies zullen
worden ingeschakeld.
Ten aanzien van de jeugdwerkloosheid heeft de
heer Hendriksen mij optimisme verweten. Ik heb er
op gewezen wat er is gedaan; later heb ik nog eens
het verslag van de commissievergadering van 17 mei
nageslagen, omdat de notitie in die vergadering is
besproken. De heren Eissens, Van Dongen, Oomen en
Koertshuis hebben bij die gelegenheid tot spoed
gemaand, maar dit punt is enigszins op de achter
grond geraakt. In de sector hadden we al afgespro
ken dat we het opnieuw ter hand zouden nemen. Te
gen de achtergrond van het beleid van het vorige
college en de afspraken in de commissie van 17 mei
lijkt mij geen bezwaar tegen de motie van de heer
Hendriksen te bestaan, omdat zij in het verlengde
daarvan ligt. De conclusie van de raadscommissie
op 17 mei was dat het college hieraan met spoed
zou moeten gaan werken.
De heren Hendriksen en Garritsen hebben ge
vraagd naar ons standpunt ten opzichte van de so
ciaal rechercheur, of, correcter gezegd, bijzonder
onderzoeksambtenaarOver een half jaar zullen we
elkaar over dat onderwerp nader spreken, aange
zien in de commissie is toegezegd dat dan een eva
luatie onderwerp van bespreking zal vormen. Het
antwoord op de schriftelijke vragen is in concept