2090 1 DECEMBER 1978 (avond) op 1 december 1978) Wethouder VAN DUN: In het college is over de ze motie gesproken. Het college neemt in meerder heid het volgende standpunt in: pas wanneer in Breda met harde feiten kan worden aangetoond dat 30% woningwetbouw, zoals in de discussie met staatssecretaris Brokx aan de orde is geweest, niet reëel is, moeten wij de rijksoverheid duide lijk maken wat onze bezwaren zijn. Dit is alleen mogelijk in het kader van het woningbehoefte-on derzoek, dat wij in het programakkoord aan elkaar hebben beloofd, in het kader van de op te stellen nota volkshuisvesting. Het college is bereid na afronding van het woningbehoefte-onderzoek met de staatssecretaris in discussie te treden. De meer derheid van het college vindt de ter tafel liggen de motie in deze vorm prematuur. Vier leden van het college ontraden de aanvaarding van de motie, twee leden zien in de motie een ondersteuning van het Bredase beleid. Dit betekent dat de motie met vier tegen twee stemmen wordt ontraden. Mevrouw SAELMAN-BOELENIk herinner mij uit het gesprek met de staatssecretaris maar ik ben misschien een stadium achter dat hij uitdrukke lijk heeft gezegd dat bijstellingen mogelijk zou den zijn als er meer woningwetbouw tot stand zou moeten komen. Of heeft hij dat later herroepen? De VOORZITTER: Ik vind dat u het alleraardigst doet, maar ik zou u willen vragen nu, conform de gewoonte, alleen een stemverklaring af te leggen. Dat lijkt mij het verstandigst, want heropening van het debat acht ik nu niet meer op haar plaats. Als u een stemverklaring wilt afleggen, is dat zeer wel mogelijk. U kunt een motivering naar de ene of de andere kant geven, maar het moet wel uitmonden in een stemverklaring. Het debat moet niet worden heropend. De heer EISSENS: Als het waar zou zijn dat 30% woningwetbouw te weinig is, zou ik het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2090