14 DECEMBER 1978 2129
r—
gehandeld in militaire attributen en uitrustingen
ga-
uit het verleden, waaronder de door U genoemde in
signes en emblemen. Of hier sprake is van een
n
strafbaar feit, staat ter beoordeling van het Open
baar Ministerie.
Voor zover mij bekend heeft vervolging voor een
en
dergelijk feit tot nu toe niet plaatsgevonden.
i-
Naar mij is gebleken zal de betrokken exploitant
de verkoop niet beëindigen; elders in het land is
dat naar onze informatie nog evenmin het geval ge
weest.
Als hoofd van de politie kan ik maatregelen nemen
ie
na voorafgaande waarschuwing wanneer er spra
e-
ke is van ernstige vrees voor enigerlei stoornis
n-
van de openbare orde. Van een dergelijke vrees zou
mijns inziens sprake kunnen zijn, indien de verkoop
e
zou worden bekend gemaakt door het zodanig inrich
ten van de etalage, dat de gevoelens van voorbij
gangers worden gekwetst door een ongewilde con
frontatie met deze attributen.
Uit contacten met de exploitant is mij gebleken,
dat hij bereid is in de toekomst hiermee ernstig
rekening te houden en uitstalling van genoemde te
de-
kens en insignes zal vermijden. Alhoewel ik alle
begrip heb voor de door U vertolkte gevoelens, kan
ik, nu geen ernstige vrees bestaat voor de versto
Ik
ring van de openbare ordede door U verzochte
verdere maatregelen niet treffen.
ei-
VRAAG (d.d. 16 oktober 1978, gesteld ingevol
f
ge art. 40, 2e lid R.v.O.):
De heer J.G. TEN WOLDE: In het artikel "Groei
stad Breda vraagt meer regeringssteun" in de woon
krant van de Telegraaf van 14 oktober wordt infor
n
matie verstrekt omtrent de beleidsuitgangspunten
t.a.v. bevolkingsoverloop vanuit de randstad, het
toelatingsbeleid en de antispeculatiebedingen.
Naar aanleiding van dit artikel zou ik U de
volgende vragen willen stellen:
1) Is Uw college van bovengenoemd artikel op