14 DECEMBER 1978 2135 van afhandelen voor deze belangrijke kwestie ver dere afspraken in de eerstvolgende commissieverga dering te maken. De VOORZITTER: Ik geloof dat wij nu de discus sie over deze zaak zouden mogen sluiten. De heer VAN ASSELDONK: Dit punt is uitvoerig in de commissie voor openbare werken aan de orde geweest. Er is begrip getoond voor ieders stand punt en de opvattingen zijn in de pers tot uiting gekomen. Het besluit ligt in feite al vast. De commissie is tot de conclusie gekomen dat een en ander doorgang zou moeten vinden en aangezien wij hier bijeen zijn om besluiten te nemen, lijkt het mij onzinnig dit punt nu niet af te handelen. De VOORZITTER: In alle redelijkheid moeten we vaststellen dat we bij de behandeling van de inge komen stukken niet decideren over de vraag wat er verder in het collegede raad en de commissies moet worden behandeld. Er is krachtens delegatie een bepaald besluit genomen. Komen er andere ver langens, dan is er alle gelegenheid om die tot uiting te brengen, maar in het kader van het voor stel punt C n voor kennisgeving aan te nemen lijkt mij een discussie in die richting niet terecht. De heer HENDRIKSENIk vind dat toch een erg onprettige manier van afdoen, te meer daar in de commissie een negatief advies is uitgebracht. In zo'n geval kan een fractie toch op zijn minst ver wachten dat zij van de verdere afhandeling op de hoogte is. De VOORZITTER: Ik vind het ook onprettig als wij ons niet houden aan de afspraken die daarover zijn gemaakt. Naar aanleiding van de woorden van mevrouw Saelman moet ik bij mijn opvatting persisteren. De door haar genoemde brief moet door de zorg van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2135