14 DECEMBER 1978 2145 Het doet mij genoegen te kunnen mededelen dat gis teren de politie de opdracht heeft gekregen juist daar ter plaatse nadrukkelijk op de naleving van de voorschriften toe te zien. Bij de beantwoording van het betoog van de heer Van Asseldonk ben ik voor een deel al op de vragen van de heer Hendriksen ingegaan. Ik kan mij voorstellen dat de heer Hendriksen zich naar aan leiding van de uitbreiding van het voetgangerdo mein afvraagt of dat nu allemaal wel zo nodig moet Het gaat hier overigens niet om iets nieuws; wij hebben ons voornemen al geïntroduceerd bij de be bouwing van de kop van de Veemarktstraat. Aan de inspraakeisen waarop de heer Hendriksen waarschijn lijk doelt, is niet voldaan. Er is hoofdzakelijk gesproken met de winkeliers en dat is vermoedelijk in de optiek van de heer Hendriksen geen volledige inspraak, maar méér hebben we niet gedaan. De brief van het Chassé-comité die onlangs is binnen gekomen, ken ik niet. De datum van de start van de activiteiten ter plaatse is mij niet bekend. In commissieverband is gesproken over de vraag hoe de situatie met betrekking tot de fiet sers precies is. In principe kan fietsverkeer van west naar oost in de Veemarktstraat mogelijk wor den gemaakt, maar om drie redenen willen wij die mogelijkheid nog niet invoeren en in gezamenlijk overleg bekijken of invoering verstandig zou zijn. Ten eerste willen we, als de raad het onderhavige voorstel aanvaardt, bekijken hoe het voetgangers gebied gaat functioneren. Ten tweede is er een nauwe relatie met de wijze waarop bij de recon structie van de Boschstraat het inkomend en uit gaand verkeer zal worden georganiseerd. Ten derde is uit inspraak gebleken ik denk dat dit de heer Hendriksen zeker zal aanspreken -dat fiets verkeer op zijn minst bezwaren bij de winkeliers ontmoet. Hiermee meen ik tevens op de woorden van de heer Garritsen te zijn ingegaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2145