2150
14 DECEMBER 1978
het geval en er is ook niet afgesproken dat dat he
wel het geval zou zijn. Ik verwijs hem in dit ver
band naar de letterlijke tekst van de motie waarop
hij doelt: er was in de discussie in de raad een re
spanningsveld tussen enerzijds alle besluiten over st
de binnenstad en anderzijds de vertaling van be- ge
langrijke besluiten over de binnenstad. Je krijgt ve
dan natuurlijk te maken met een subjectieve inter- an
pretatie. we
De onlangs binnengekomen brief van het Chas- wó
sécomité is mij, zoals gezegd, niet bekend. Ten nc
aanzien van de vraag waarom niet exact kan worden ve
aangegeven wanneer met de werkzaamheden een begin ir
zal worden gemaakt, denk ik dat het raadsvoorstel ne
voor zichzelf spreekt. Als men ziet waar dekking cc
wordt gevonden en welke subsidies zijn aangevraagd kc
en nog moeten worden verleend, moet men vaststel- nc
len dat er externe factoren in het spel zijn, zo
dat het voorbarig zou zijn nu exact aan te geven
wanneer er zal worden begonnen. Overigens ben ik ni
bereid in de commissie voor openbare werken of de si
commissie voor ruimtelijke ordening mededeling te wi
doen van ter zake verleende subsidies en van het dc
ogenblik waarop dan dank zij de subsidieverlening
met de activiteiten zal kunnen worden aangevangen.
vc
De heer HENDRIKSEN: In het betoog van wethou
der Van Dun wordt vreemd omgesprongen met de motie
die wij indertijd hebben ingediend en die door de
raad is aangenomen; daar moet nog maar eens flink
over worden gepraat. Daarnaast constateer ik dat mc
mijn vragen in de commissievergaderingme
di
Wethouder VAN DUNNu moet ik voor de duide- ge
lijkheid de heer Hendriksen interrumperen. "Er ke
wordt vreemd omgesprongen met de motie": dat zijn
van die opmerkingen waar je in een openbare discus
sie natuurlijk geen bal mee doet! In de motie ve
stond aanvankelijk dat wij alle activiteiten in de me
binnenstad aan inspraak onderhevig moesten doen vc
zijn, maar de fractie van de heer Hendriksen heeft