2170 14 DECEMBER 1978 zijn heeft te dien aanzien een voorstel opge steld dat de commissie bereikte. Inmiddels was ik voorzitter van de commissie geworden, maar het was het oude college dat dat voorstel had goedgekeurd; ik had er geen letter aan veranderd. Met dat voor stel is de commissie echter niet akkoord gegaan, omdat zij vond dat er te weinig voorwaarden aan de N.V. werden gesteld. Welaan, we hebben het voor stel teruggenomen en meer voorwaarden ingebouwd, precies zoals de commissie had aangegeven. Ik denk dan ook dat het onderhavige voorstel aan de wensen van de commissie tegemoet komt. De vragen van de heer Koertshuis zijn, voor zover ik een en ander kan overzien, gedeeltelijk gebaseerd op een misverstand. De heer Koertshuis haalt namelijk twee dingen door elkaar. Op de eer ste plaats stelt hij allerlei vragen over de struc turele oplossing, bijvoorbeeld op het gebied van de keuze tussen nieuwbouw en renovatie, alsmede op het gebied van het achterstallig onderhoud. Dat zijn echter vragen die we nog aan het bekijken zijn en die we nog niet kunnen beantwoorden. Als wij echter nogal wat tijd nodig hebben om een en ander goed en zorgvuldig te bestuderen, kan een N.V. die voortdurend in grotere financiële moeilijk heden raakt, daar natuurlijk niet op blijven wach ten. De druk van de N.V. Sportfondsenbaden is dan ook verhoogd en er is toen door de heer Van Graaf- eiland afgesproken dat er een tussentijds voorstel zou komen, met als doel een adempauze te scheppen om het structurele voorstel te kunnen uitwerken. Nog steeds is het de bedoeling ook ik sta daar achter -- zo kort mogelijk te subsidiëren op de thans voorgestelde wijze en zo snel mogelijk met een definitieve oplossing op tafel te komen. Wat de raad nu te beoordelen krijgt, is dus een tus senvoorstel en niet het structurele voorstel. De heer Koertshuis vindt de voorgestelde be dragen nogal hoog. Ter vergelijking: een bad als "De Spetter" dat op het ogenblik minder publiek trekt en dat ook een lagere capaciteit heeft, kost

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2170