2176
14 DECEMBER 1978
De heer Koertshuis heeft om uitstel van de be
handeling van het voorstel gevraagd, op grond van
enkele argumenten, waaronder het feit dat het on
derzoek nog aan de gang is. Naar mijn mening moet
dat feit geen aanleiding zijn tot uitstel van de
behandeling van dit voorstel. Ik meen de raad te
moeten ontraden vandaag geen besluit over het voor
stel te nemen. Wij hebben namelijk via dit voorstel
de mogelijkheid om vóór 1 januari de begroting te
beoordelen en zo nodig bij te stellen, wij kunnen
via dit voorstel voor een zinvolle periode een af
vaardiging in de raad van beheer krijgen en wij
kunnen via dit voorstel praktisch vanaf dit moment
de kostenbewaking zo veel mogelijk in eigen hand
houden. Wanneer we enkele maanden met het nemen van
beslissingen wachten, zullen we alleen maar slech
ter uit zijn in plaats van beter.
De heer KOERTSHUIS: Uit de beantwoording
blijkt dat bepaalde gegevens niet bekend zijn. Ik
heb gevraagd of er voorwaarden zijn gesteld met be
trekking tot het gebruik maken van subsidiegelden
voor het verrichten van achterstallig onderhoud.
Op dat punt is echter blijkens de woorden van de
wethouder niets geregeld. Wanneer het echter tot
de mogelijkheden behoort dat het bad binnen korte
tijd wordt afgebroken, plaats ik de nodige vraag
tekens bij het aanwenden van de subsidiegelden voor
achterstallig onderhoud.
Bovenaan blz2 van het voorstel lees ik: "in
principe dient de exploitatie van het zwembad
door de gemeente te Breda te gebeuren."
Dit uitgangspunt is enigszins afgezwakt: het colle
ge heeft gezegd dat de situatie te dien aanzien nog
niet geheel duidelijk is. In dit verband verwijs
ik naar eerdere mededelingen van de kant van het
vorige college, nog dit jaar door de voorganger van
de heer Welschen gedaan. Ik citeer: "De instand
houding van het bad zal grote financiële offers
vergen en als de gemeente bereid is dit offer te
brengen, moet een belangrijke medezeggenschap