14 DECEMBER 1978 2189 ongeëmancipeerd is, dat hij mij de voorrang wil geven. Ik zou er niet het minste bezwaar tegen hebben gehad als de heer Eissens eerst wat dieper op de materie zou zijn ingegaan, maar ik zal dan nu maar De heer EISSENS: U krijgt straks een gepeperd verhaaltje van mij te horen, maar ik geef u nu de voorrang.' Mevrouw STUTTERHEIM-EDELING: Ik roep in her innering dat we diep in de nacht van 1 december -- het was één van de laatste punten en we waren allemaal duf als konijnen reeds over dit onder werp hebben gesproken. Er is toen een motie aange boden, die inderdaad in die vorm niet is gehand haafd. Ik heb een nieuwe versie van de motie, die ik nu alvast zou willen aanbieden, zodat zij kan worden gefotokopieerd. De tekst is overigens inmid dels bij de andere fracties wel bekend. Mevrouw Stutterheim dient een motie in die als volgt luidt: "De raad van Breda, in vergadering bijeen op 14 december 1978; - gelet op punt 3 blz. 3 van het beleidspro gramma op hoofdpunten 1978-1982 waarin de zorg voor de achtergebleven groepen in de samenleving als één van de uitgangspunten wordt genoemd; - constaterende dat gezien het niveau van scholing, vorming en recreatie en de kansen op het gebied van werk en beloning, vrouwen behoren tot één van de achtergebleven groe pen in de samenleving; - gezien de verantwoordelijkheid van de ge meentelijke overheid voor deze groep; - constaterende dat een gemeentelijk beleid met betrekking hiertoe een zaak is op lan gere termijn;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2189