14 DECEMBER 1978 2195 Tijdens de begrotingsbehandeling was er spra ke van dat vrouwen tot de meest achtergestelde groepen zouden behoren. Het woordje "meest" is nu uit de motie verdwenen. Destijds hebben wij be toogd en dat willen wij vanavond herhalen -- be zwaar tegen het stigmatiserende karakter ervan te hebben. Zeker niet alle vrouwen kunnen als beho rend tot een achtergestelde groep worden beschouwd. Aangezien wij echter inzien dat bepaalde vrouwen wèl onder de strekking van de motie kunnen vallen, gaan wij ermee akkoord. Op eigen initiatief heb ik de motie aan een aantal vrouwen laten lezen. Ik maak deel uit van een organisatie waarbij 800 vrouwen werken en ik heb een tiental maatschappelijk werksters de motie voorgelegd. De reacties waren nogal opvallend: sommigen vonden de motie grote flauwekul, anderen reageerden verontwaardigd omdat men de vrouw in het algemeen op deze wijze beschouwde. Dit waren serieuze uitlatingen. Hier komt bij dat bepaalde groepen vrouwen -- ik ga nu in op de opmerkingen van mevrouw Stutter- heim zoals de gehuwde vrouwen geenszins als achtergesteld kunnen worden beschouwd. Gehuwde vrouwen zijn soms in het voordeel in vergelijking met de gehuwde mannen. In de motie is sprake van scholing, vorming en recreatie: welnu, de gehuwde vrouw die geen kostwinster is, heeft op het ogen blik veel mogelijkheden om tweede-kans-onderwijs te volgen. Je ziet dan ook dat bijvoorbeeld socia le academies veel door gehuwde vrouwen worden be volkt. Een man die zulk onderwijs wil volgen, heeft daarvoor vaak niet de kans, doodeenvoudig omdat hij kostwinner is Ik heb nu een betoog gehouden, maar ik had mij kortheidshalve ook kunnen aansluiten bij de woor den van mevrouw Saelman, waarmee wij het voor 100 eens zijn. Je zou kunnen zeggen dat zich in deze raad langzamerhand een liberale eenwording begint af te tekenen 1 Ik kom tot een conclusie. Gezien de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2195