2206
14 DECEMBER 1978
behoefte; het enige is dat die behoefte in Breda
nader zal moeten worden geverifieerd en ten grond
slag zal liggen aan een beleidsnota van dit colle
ge, in casu de nota volkshuisvesting. Voor de zo
veelste maal wijs ik erop maar ik heb de laat
ste dagen begrepen dat zich hierover misverstanden
voordoen dat de bovenbedoelde studie, het wo
ningbehoefte-onderzoek van de sociografische
dienst, de eerstkomende anderhalf jaar zal worden
verricht. Als men er in die tijd mee gereed komt,
vind ik dat een knappe prestatie. De opzet van het
onderzoek zal, zoals ik eveneens al eerder heb ge
zegd, aan het eind van dit jaar gereed zijn, opdat
er met de commissie over kan worden gesproken. Men
weet dan wat we gaan doen. De opzet is dus aan het
eind van dit jaar klaar en de resultaten van het
woningbehoefte-onderzoek, die over anderhalf jaar
beschikbaar zullen komen, zullen ten grondslag lig
gen aan de beleidsnota volkshuisvesting.
Je kunt je ook de vraag stellen of de 30
een "imaginair" gegeven is dat bij wijze van spre
ken uit de lucht komt vallen. Als ik de aanvullen
de notities van de Partij van de Arbeid erbij neem,
kom ik tot de conclusie dat die 30 zich in de
eerste plaats verhoudt tot landelijke tendensen en
in de tweede plaats tevens naar voren komt in de
resultaten van het in stadsgewestelijk verband ge
houden regionaal woningmarktonderzoek; deze resul
taten zijn in 1976 gepubliceerd. Nu kun je je, zo
als de Partij van de Arbeid doet, afvragen of je
op dat woningmarktonderzoek woningbouwprogramma's
kunt baseren. In dat verband stel ik vast dat het
onderzoek inderdaad als basis voor woningbouwpro
gramma's bedoeld is. Het tragische is echter dat
niet alle gemeenten toentertijd zestien dit
hebben geconstateerd. Er waren maar twee gemeenten
die tot deze constatering kwamen, namelijk Breda
en naar ik meen Zevenbergen. Het regionaal woning
marktonderzoek heeft een wetenschappelijk karakter
gedragen en de resultaten ervan kunnen de toets
der kritiek doorstaan. Ik geloof dat je in de