2212 14 DECEMBER 1978 aan het uitgangspunt van de 30 conformeert, loop je, nogmaals gezegd, volkomen vast. De ingediende motie is heel voorzichtig en zou volgens mij wel iets verder mogen gaan, maar zij geeft in ieder geval een aanzet in de goede richting, zodat ik haar kan steunen. Mevrouw SAELMAN-BOELENIk zit met een vraag die ik naar ik meen al eerder heb gesteld; ik kan mij echter niet herinneren dat ik er antwoord op heb gekregen. Nog steeds heb ik moeite met de stel ling dat volgens de woorden van de staatssecreta ris 30 woningwetbouw een maximum zou zijn. Ik meen uit zijn eigen mond te hebben gehoord dat het woningbehoefte-onderzoek zal moeten uitwijzen hoe het maximum zal worden. Het is mijns inziens geen gegeven dat de staatssecretaris het bij de 30 zal houden. Omdat dit aspect voor de standpuntbe paling van belang is, wil ik deze vraag aan de fractie van de Partij van de Arbeid voorleggen. De heer TEN WOLDE: Ik wil mij beperken tot een stemverklaring. Het heeft mij verbaasd om die reden spreek ik ook wat later dat niemand de slordigheid van de motie heeft aangestipt. De VOORZITTER: De motie is er formeel nog niet, maar het is dezelfde motie als de vorige keer. Kan mevrouw Muntjewerff de motie weer op nieuw indienen? Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Ja, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Mag dat eerst even gebeuren? We wisten waarschijnlijk wel waar we het over had den, maar dan is de motie in ieder geval formeel weer op tafel Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: De laatste alinea van de motie is enigszins gewijzigd. Volgens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2212