2214 14 DECEMBER 1978 van de totale woningbouwcapaciteit. Ik ben echter op dit ogenblik als lid van de commissie voor ruim telijke ordening niet in staat de totale toekom stige woningbouwcapaciteit in Breda te schatten. Op basis van deze argumenten is onze fractie tegen de motie. De heer GARRITSEN: Is de 30 die er nu ligt, dan wèl wetenschappelijk onderbouwd? Ik heb begre pen dat er in de plannen voor de binnenstad in we zen méér dan 30 zat. De heer TEN WOLDE: Ik heb het over de totale behoefte, niet over de behoefte in de binnenstad, de Gerardus Majellawijk of de Haagse Beemden. De totale behoefte is niet bewezen, terwijl het woning marktonderzoek alleen betrekking heeft op de situ atie op korte termijn en het woningbouwbeleid op een veel langere termijn dient te worden afgestemd. Deze filosofie handhaven wij en ik vind dat je zon der een reële, "harde"basiszonder te weten wat de totale woningbouwcapaciteit is, niet kunt zeg gen dat een maximum van 30 onaanvaardbaar is. De heer EISSENS: Wij zijn blij dat de bekende "nacht" van twee weken geleden ons er in ieder ge val toe heeft gebracht tijd te nemen om dit belang rijke probleem nog eens verder uit te spitten. Wan neer iemand verwacht dat De Stem zal aangeven wie er heeft gewonnen, moet ik hem teleurstellen, want het zal altijd een gelijke uitslag worden, dus wat dat betreft kan men moeilijk gaan speculeren. Wij hebben de aanvullende "papieren" van de Partij van de Arbeid ontvangen, waarvoor wij erken telijk zijn. Uitvoerig hebben we in onze fractie voorlichting en informatie gekregen van alle des kundigen die ons in deze moeilijke materie kunnen helpen. De cijfers die we met betrekking tot de "grote aantoonbare behoefte" hebben ontvangen, wa ren voor ons niet nieuw, omdat ze uit het dossier van een bevriende wethouder afkomstig waren. Wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2214