2216
14 DECEMBER 1978
het oog op de mensen die in urgente woningnood ver
keren en die bij wijze van spreken gisteren hadden
moeten worden geholpen, naar grote spoed bij het
bouwen moet worden gestreefd. Wij schatten het aan
tal van dergelijke urgente gevallen op 1.200. De
wethouder die met het woningtoewijzingsbeleid be
last is, zouden wij in overweging willen geven te
bezien of aan dergelijke gevallen geen voorrang
kan worden gegeven. Voor zover dat niet in het ei
gen vermogen van de gemeente ligt, zou in dezen
aandrang op de woningbouwverenigingen kunnen wor
den uitgeoefend. Mij is een groot aantal gevallen
bekend waarin mensen die beslist niet op de urgen
tielij st thuishoren, de beschikking krijgen over
woningen die naar mijn mening niet voor hen bestemd
zijn. Als we dit aspect in de beschouwingen betrek
ken, kunnen we wellicht op een of andere manier
tot de nodige verbetering komen.
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Sinds 1945
hebben alle achtereenvolgende ministers van volks
huisvesting aan de hand van cijfers voorspellingen
gedaan over het jaar waarin de woningnood voorbij
zou zijn. Het Landelijk Werkverband Huisvestings
nood heeft al deze voorspellingen gebundeld in een
brochure, getiteld: "Over woningnood gesproken en
gelogen." Al deze "miskleunen" zijn gebaseerd op
door onderzoek verkregen cijfers. In al die onder
zoeken dat geldt ook voor het stadsgewestelijk
woningmarktonderzoek is vastgesteld hoe groot
de verhuisgeneigdheid van de mensen is. De vraag,
hoe groot de woningbehoefte is de woningnood,
het woningtekort wordt niet beantwoord. Toch
wordt een beleid, gericht op doorstroming, ontwik
keld, zonder dat ook maar enigszins bekend is in
hoeverre de bestaande verhuisplannen in daden zul
len worden omgezet. Met andere woorden: de woning-
vraag wordt niet getoetst aan de realiteit.
Tegen deze doorstromingsfilosofie zijn vele
bezwaren aan te voeren, zoals wij in onze schrifte
lijke toelichting op dit agendapunt reeds hebben