2250 18 DECEMBER 1978 redenen daarvan zijn mij in de wandelgangen medege deeld, maar ik wil er nog even met nadruk op wij zen. De heer TAKS: Ik begrijp de teleurstelling van de heer De Brouwer, maar ik denk dat we hier te maken hebben met een verschil tussen beginselvast heid en dogmatisme. De heer DE BROUWER: Dat verschil moet u mij dan eens uitleggen.' De heer TAKS: Ik geloof dat het beginsel dat wij met elkaar gemeen hebben, meer wordt gediend met aanvaarding van deze verordening dan met het eventueel afwijzen van deze herziening. We kunnen nu een eerste stap zetten; de volgende stap is min stens even belangrijk, maar wie de geschiedenis van de strijd om het kiesrecht van de ambtenaar in Breda kent, weet hoeveel moeite en tijd deze eer ste stap heeft gekost en is hier tevreden mee. Nu de huidige raad nog maar drie maanden oud is, ligt er nog een lange tijd vóór ons en is er alle kans om gezamenlijk het beginsel verder te dienen. Ik hoop dat de heer De Brouwer daarbij niet verstek zal laten gaan. Aan het eind van mijn verhaal kom ik hierop nog terug. Ik kan beter mijn betoog nu voortzetten, maar de heer De Brouwer zal zeker nog op zijn wenken worden bediend. Verheugend is het dat de opvattingen van de vakorganisaties over verruiming van het kiesrecht in gunstige zin zijn gewijzigd. Toen een aantal ja ren geleden ik meen dat het in 1972 was in de commissie voor gemeentelijk overleg in perso neelszaken over deze kwestie gesproken werd, was er sprake van een uitgesproken negatieve reactie Nu hebben drie van de vijf in de commissie voor gemeentelijk overleg vertegenwoordigde organisa ties van meet af aan het algemeen actief kiesrecht aanvaard en hadden de twee overige bonden hun in stemming aanvankelijk afhankelijk gesteld van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2250