16 FEBRUARI 1978. 216 aanzien moeten in een stad als Breda op deze schaal en met dit politie-bureau mijns inziens niet te hoog gespannen zijn. Overigens wil ik de commissa ris graag nog eens nadrukkelijk op deze vraag wij zen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna over eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethou ders besloten. 19. bijlage nr. 47: VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT WIJZIGING VAN HET RAADSBESLUIT VAN 4 DECEMBER 1972, GEWIJZIGD OP 22 APRIL 1976, INZAKE HET AANGAAN VAN EEN OVEREENKOMST MET DE CENTRALE "OPBOUWBELANGEN ROTTERDAM" N.V. BETREFFENDE DE VERKOOP EN DE REALISERING VAN DE BEBOUWING OP EEN TERREIN, GELEGEN AAN DE LEUVENAARSTRAAT/ MIDDELLAAN. (D) De heer CRUL: In 1976 heb ik over deze kwestie gediscussieerd met de heren Lambregts en Van Dun. Op dat ogenblik werd opnieuw tot wijziging overge gaan, nadat in 1972 een andere overeenkomst met de belegger was gesloten. Het begint naar de opvatting van onze fracties nu een beetje een lied zonder eind te worden. In 1972 was het de bedoeling dat er een hotel met enige aanverwante voorzieningen zou komen, in 1976 werd gedacht aan de bouw van premiehuurwoningen, op dit ogenblik ziet de beleg ger weer een andere oplossing. Na zes jaar met zo'n belangrijk stukje van de stad bezig te zijn geweest zou de raad zich naar onze mening moeten afvragen of hij op deze wijze wel moet doorgaan. Op 22 april 1976 is gediscussieerd over de ver traging van vier jaar en de consequenties die deze voor zo'n braakliggend stuk in het hart van de stad zou hebben. Ook is toen gesproken over de financiële kant van de zaak, onder meer over de exploitatie. De heer Van Graafeiland heeft het voorstel in 1976 behandeld, een gang van zaken waar hij toen niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 216