2262
18 DECEMBER 1978
De heer GARRITSEN: Ik neem aan dat u weet waar w
het over gaat!
f
De VOORZITTER: Zullen we er nu even voor zor- m
gen dat de heer Dreef zijn betoog kan vervolgen? t
Het wordt zo misschien wat ingewikkeld, niet voor d
hem, maar wel voor anderen. o
v
De heer DREEF: Onze fractie kan zich volledig w
vinden in de door het college gegeven toelichting d
met betrekking tot het actief kiesrecht. Op blz.
III/2 van de memorie van toelichting lees ik: "Het r
is evenwel niet de bedoeling om de mogelijkheid te v
scheppen dat de medezeggenschapscommissie een over- o
druk van de organisatiestruktuur wordt." Graag zal g
ik vernemen wat het college met deze zin bedoelt. c
Naar de mening van onze fractie is er wat de z
bevoegdheden betreft een stapje vooruit gezet. Uit t
de memorie van toelichting blijkt dat alle onder- k
werpen betreffende de dienst die binnen de bevoegd- v
heid van het hoofd van dienst liggen, in de mede
zeggenschapscommissie aan de orde kunnen worden ge
steld. Wij hebben er goede nota van genomen dat s
niet alleen over een controlerende bevoegdheid c
maar duidelijk ook over een instemmingsbevoegdheid c
moet worden gesproken. Eens ziji wij het met de
opvatting van het college dat bijvoorbeeld een so- e
ciaal statuut, een werktijd- of vakantieregeling
en een maatregel op het gebied van veiligheid, ge
zondheid of welzijn niet eerder kan worden vastge- c
steld dan na bespreking in de medezeggenschapscom
missie.
In de artikelen 9, 10 en 11 wordt de besluit- 1
vorming zodanig geregeld, dat de omschrijving van
de bevoegdheid verder dan een louter controlerende
bevoegdheid gaat. Wij onderschrijven de stelling c
onderaan blz. III/3, inhoudende dat de verantwoor- l
delijkheid in eerste instantie daar moet liggen
waar zij thuis hoort, namelijk bij de direct be
trokkenen. De nadere initiatieven die het college
voornemens is ter kennis van het g.o. te brengen,