18 DECEMBER 1978 2287 De heer VAN DEN WIJNGAARD: Ik heb niet alleen met vakbondsbestuurders te maken, maar met alle ambtenaren. Die zet u op dit ogenblik moedwillig buiten spel. Ik betwijfel of er, zoals de wethouder heeft betoogd, sprake van betrokkenheid kan zijn wanneer het passief kiesrecht aan een bepaalde groep is voorbehouden. De persoonlijke vorming maant tot deelneming aan medezeggenschap. Wat het georgani seerd en ongeorganiseerd zijn betreft: wij weten allen dat het vaandel van onderen wordt gedragen en aan de onderkant is op het ogenblik duidelijk de wens aanwezig dat ook ongeorganiseerden aan de medezeggenschap kunnen deelnemen. De heer GARRITSENIk wil nog op enkele pun ten ingaan. Allereerst kom ik terug op de openbaar heid en de voorzitter. Het is volgens mij helemaal niet zo dat het maanden moet duren voordat je dit soort dingen hebt geregeld: er zou veel sneller een regeling kunnen komen. Ook is er in dezen geen sprake van opdringen. Mijn voorstel is de vergade ringen in principe openbaar te laten zijn; als de meerderheid van de commissie tegen openbaarheid is, kan zij besluiten in beslotenheid te vergaderen. Hetzelfde geldt voor het kiezen van de voorzitter. Het kan heel goed zijn dat een hoofd van dienst die die functie al jaren vervult veel vertrouwen bij de m.c.-leden geniet, zodat zij hem tot voorzitter kiezen. Als je de voorzitter van de m.c. laat kie zen, hoeft het niet automatisch een ander dan het hoofd van dienst te worden. Je laat de keus gewoon open De vraag of ook ongeorganiseerden zich kandi daat moeten kunnen stellen is al uitgebreid aan de orde geweest; de wethouder heeft er zijn persoon lijke mening over gegeven. Ik heb voorgesteld het reglement zodanig in te richten, dat 50 van het aantal te vervullen zetels voor de ongeorganiseer den beschikbaar wordt gesteld. Mijn argument daar voor is dat je op die manier vermoedelijk de mensen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2287