18 DECEMBER 1978
2291
maar om het collegestandpunt te geven. Het P.v.d.A.
standpunt is mij bekend: voor zover ik weet vindt
men dat openbaarheid absoluut gewenst is.
De evaluatie na een jaar zal volgens de heer
De Brouwer niet goed werken wanneer je niet een
"proef-m.c." in het openbaar laat vergaderen om te
kijken of die beter functioneert. Ik denk dat bij
de evaluatie na een jaar de openbaarheid wel dege
lijk kan worden aangepakt, omdat de m.c.-leden die
nu op basis van de nieuwe verordening worden geko
zen en die weten dat de evaluatie op komst is
in de te organiseren enquête en te houden gesprek
ken zeker zullen aangeven of ze het vergaderen in
beslotenheid als een voordeel dan wel als een na
deel ervaren. Wij zullen van onze kant moeten aan
geven in welke richting de gehele raad denkt. Ik
denk dat een proef niet per se nodig is en afbreuk
zou doen aan de afspraken die nu zijn gemaakt.
De heer Dreef heeft over een scholingsplan
gesproken. In de commissie voor personeelszaken
zullen wijzoals ik al enige malen heb aangekon
digd, over het gehele onderwerp "scholing en vor
ming" spreken. In dat verband kan ook de scholing
en vorming van m.c.-leden aan de orde komen.
Een vraag van de heer Dreef was, wie moeten
worden verstaan onder de "anderen" die m.c.-leden
bijstand kunnen verlenen. Die "anderen" worden in
de toelichting aangeduid als mensen die ten aanzien
van de onderwerpen die aan de orde zijn, een speci
fieke deskundigheid hebben. Dat kan een "burgerdes
kundigheid" of "ervaringsdeskundigheid" zijn; de
"anderen" zijn dan collega's enzovoorts. Het kan
ook een meer theoretische deskundigheid of een des
kundigheid vanuit de organisatie zijn; de "anderen"
zijn dan mensen van elders van wie je de hulp in
roept.
De heer Taks heeft vanuit zijn visie nog eens
een aantal dingen op een rij gezet. Ik heb weinig
behoefte om daar op dit ogenblik op in te gaan; ik
geloof ook niet dat alles wat de heer Taks heeft
gezegd, voor het college bedoeld was. Naar mijn