2336 18 DECEMBER 1978 niet-woningen van hogere waarde niet ook méér beta len. De Wet zou op dit punt moeten worden gewijzigd en wij zouden het op prijs stellen wanneer burge meester en wethouders bij de wetgever op een derge lijke wijziging zouden aansturen. Overigens heeft dit voorstel, blijkens een uitlating van de wethouder in een hier ter stede verschijnende courant, tot doel de financiële speelruimte van de gemeente te vergroten. Naar on ze mening is de bestaande speelruimte voldoende groot; er moet alleen creatiever worden "gespeeld" binnen de bestaande ruimte. De heer SUURMEIJER: Er is gesproken over de waardestijging in de afgelopen jaren en ik geloof dat ik in verband daarmee vooraf een misverstand moet rechtzetten. Het gaat hier niet om de waarde stijging in de afgelopen jaren, want de tot nu toe gehanteerde grondslag voor de belastingheffing da teert nog van 1897. Als men dan ook over "de afge lopen jaren" spreekt, is dat wel een zeer lange periode Met het onderhavige voorstel wordt door het college een belofte ingelost die enkele jaren ge leden in de commissie financiën en in de raad is gedaan. Er waren toen, met name van V.V.D.-zijde, bezwaren tegen de wijze waarop de economische waar de van onroerende goederen werd bepaald. De onroe- rend-goedbelasting is een zakelijke belasting, die uitsluitend naar objectieve factoren behoort te worden geheven. De wijze van gebruik van het onroe rend goed als subjectieve factor mag daarop geen invloed hebben. Ieder die zich realiseert op welke wijze de cijfers voor de belastbare opbrengsten van de grondbelasting tot stand zijn gekomen en hoe oud die grondslagen al waren ik zei al dat ze uit het einde van de negentiende eeuw stammen mag niet verwonderd zijn dat de vaststelling van de nieuwe grondslagen een andere waardeverhouding tussen bedrijfs- en woonbebouwing laat zien. De V.V.D.-fractie heeft er dan ook geen moeite mee

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2336