16 FEBRUARI 1978. 224 meer zitten. Daarnaast wijs ik erop en de wethouder weet dat beter dan wie ook dat de woningnood vooral te vinden is in de sector van de huurwoningen. Alle 5.000 ingeschrevenen vragen om een huurwoning en je moet dan ook, als je daartoe zoals in dit geval in staat bent, proberen zo veel mogelijk in die vraag te voorzien. Op grond hiervan menen wij dat de overeenkomst moet worden opgezegd, als dat althans juridisch mo gelijk is, want anders moet je daar niet aan begin nen omdat dat te veel tijd zou kosten. Daarnaast zou naar onze mening moeten worden geprobeerd via een woningbouwvereniging zo snel mogelijk huizen met aanvaardbare huren te doen bouwen. De heer TEN WOLDE: Ook ik heb mij er ten zeer ste over verbaasd dat in de commissie vijf perso nen onder wie twee leden van de federatie van fracties met het collegevoorstel akkoord zijn gegaan, terwijl we nu plotseling worden overdonderd met een geheel andere visie met andere uitgangspun ten. In het kort wil ik enkele opmerkingen over de motie maken. Ik ben het volstrekt eens met de visie van de wethouder dat eenzijdige opzegging van de overeenkomst niet tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast vind mijn fractie dat hier weer erg dog matisch wordt gehamerd op het aambeeld van het uit gangspunt dat alle woningbouw in de sociale sector moet worden uitgevoerd. Tijdens de algemene beschou wingen over de begroting heb ik duidelijk aangege ven dat het vrij krijgen van woningen in de verhuur sector mede kan worden bereikt door een doorstro- mingsbeleid. Het onderhavige project kan in die zin een functie hebben. Daar komt nog bij dat er naar onze mening niet ad hoe voor sociale woningbouw in de binnenstad moet worden gekozen. We hebben voor een verdelings percentage geopteerd en de wethouder heeft er te recht op gewezen dat er in de voordelige koopsector

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 224