2340
18 DECEMBER 1978
van executie" zijn.
Gekozen is voor de toestand per 1 januari
1976; als we van 1 januari 1977 of van 1 janua
ri 1978 zouden zijn uitgegaan, zou de verschuiving
in de richting van de woningen nog veel groter zijn
geweest dan zij op dit ogenblik is. Voor iedereen
die op het gebied van de waardestijgingen een beet
je een ingewijde kan worden genoemd, is immers dui
delijk dat juist in 1976 en 1977 de waardestijging
van de woningen veel groter is geweest dan we wel
licht allemaal hadden gehoopt. Dat is gewoon een
keihard feit. Het probleem waar we nu over praten
is ook geen Bredaas probleem. Het geldt voor het
gehele land en het is bij de V.N.G. en tal van in
stituten aan de orde. We hebben gewoon te maken
met een wet en met raadsbesluiten die we moeten
uitvoeren.
Ik denk dat er een misverstand kan ontstaan
met betrekking tot het volgende. De waarde van de
niet-woningen is met 35 gestegen, tegenover de
waarde van de woningen met 50 In totaal gaat
het om een verschil van 400.000,
200.000,op te brengen door de eigenaren van
de woningen en 200.000,op te brengen door
de huurders van de woningen. Dit komt neer op een
gemiddelde per woning van 5,-- voor de huurder
en 5,voor de eigenaar. Nu blijkt echter uit
de stukken die voor de commissie financiën ter vi
sie hebben gelegen dat juist voor de goedkope wo
ningen een minder sterke stijging optreedt. Het is
zelfs zo dat huurders van goedkope woningen bij de
nieuwe bepaling van de waarde minder zullen beta
len dan als we het voorstel nog een jaar uitstel
len. Ik ga er daarbij van uit dat ze betalen op
basis van de nu geldende waarde, met daarbij de
verhoging die door de raad is geaccepteerd.
De heer VAN DE STEENOVEN: Ik meen dat dat
niet voor alle goedkope woningen geldt.
Wethouder BROEDERS: Er is niet één belasting-