2342
18 DECEMBER 1978
huurders. De ruimte in het kader van de onroerend-
goedbelasting zit op het ogenblik in Breda aan de
kant van de huurders.
Over het treffen van de kleinere inkomens heb
ben we in de commissie financiën al langdurig ge
sproken. Ik ben van mening dat niet na te gaan is
in hoeverre dat gebeurt. De heer Suurmeijer heeft
er terecht op gewezen dat de onroerend-goedbelas-
ting een zakelijke belasting is, geen belasting
naar draagkracht maar een belasting naar het ob
ject. Ik geloof dat de relatie met de kleinere in
komens niet zonder meer kan worden gelegd.
De kwestie van de belastingvrije voet voor
huurders moeten we mijns inziens niet bij de behan
deling van dit voorstel aan de orde stellen. Feit
is dat als we een belastingvrije voet voor huurders
zouden inbouwen, daardoor een deel van de belas
tingopbrengst zou wegvallen. Dat gedeelte zou ge
zien het geheel van de voorzieningen die we in Bre
da hebben, dan ergens anders vandaan moeten worden
gehaald, öf bij de huurders boven de belastingvrije
voet, öf bij de eigenaren. Ik denk dat we dit al
les wat uitvoeriger zouden moeten bekijken. Overi
gens was de commissie financiën indertijd niet voor
een dergelijke belastingvrije voet geporteerd,
maar het is natuurlijk altijd mogelijk de sugges
tie opnieuw te bekijken.
Van de vrijstelling voor militaire objecten
zijn wij zoals bekend geen voorstanders. In onze
belastingverordening is opgenomen dat alle objecten
in de heffing moeten worden betrokken, ook objec
ten van het rijk en van de gemeente. Misschien be
schikt de heer Van de Steenoven over meer informa
tie dan ik. Ik weet dat er over een dergelijke
vrijstelling wordt gesproken, maar ik weet niet
hoe de stand van zaken is. De effecten van zo'n
vrijstelling zouden voor de gemeente Breda bepaald
niet onoverkomelijk zijn. Wanneer het voorstel het
haalt zal het mijns inziens goed zijn de effecten
in de commissie financiën aan de orde te stellen
en eventueel de raad met de gevolgen daarvan te