18 DECEMBER 1978 2345 - de huidige regeling voorshands te handhaven; - zo spoedig mogelijk een nieuw voorstel aan de raad voor te leggen waarin de lasten zo danig over de verschillende belastingplich tigen worden verdeeld dat de bewoners van de goedkopere woningen niet een extra ver hoging van de onroerend-goedbelasting krij gen opge1egd Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Van de Steenoven mede onderwerp van be raadslaging uit. De heer DE BROUWER: De wethouder heeft in zijn beantwoording verwezen naar oude raadsbesluiten. De D'66-fractie heeft daaraan echter part noch deel gehad. Oude besluiten die qua grondslag of qua uit werking onjuist zijn, dienen te worden herzien. Daarom wordt de samenstelling van de raad ook vier jaarlijks gewijzigd. De grondslag van de onroerend- goedbelasting blijft in onze ogen onjuist. De ge bruikers moeten niet de dupe worden van een waarde stijging van objecten die alleen eigenaren ten goede komt. Wethouder BROEDERS: Ik denk dat het moeilijk blijft. De heer De Brouwer heeft gezegd part noch deel te hebben aan door de raad genomen besluiten. In het verlengde daarvan kan ik zeggen dat ik part noch deel heb gehad aan de wet die tot stand is gekomen. In het kader van de onroerend-goedbelas ting kun je kiezen uit twee heffingsgrondslagen: de grondslag van de economische waarde, waarvoor Breda heeft gekozen, en de grondslag van de opper vlakte, waarbij zóveel extra bepalingen gelden, dat er in feite van de economische waarde wordt uitgegaan. Ik kan de heer De Brouwer wel eens een overzicht laten zien van de bepalingen die ten aanzien van de oppervlakte moeten worden gehan teerd. Een en ander komt erop neer dat de maatstaf in wezen de economische waarde is. De heer De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 2345