259 20 FEBRUARI 1978. (Middag) geconstateerd dat wij wat Hoechst betreft naar de mening van de inspecteur voor de volksgezondheid en van anderen, behalve Hoechst, billijk, rechtvaar dig en prudent handelen. Vervolgens verheugt het mij dat de heer Ten Woldeniet op basis van een politiek item, stelt dat wij over de snelheid van de ontwikkeling van de Haagse Beemden nadrukkelijk met elkaar hebben gepraat. Mevrouw Paulussen is van mening dat er geen fundamentele discussie over de criteria heeft plaatsgevonden, naar mijn mening is daarover in rui me mate bij het structuurplan gediscussieerd. Ik sluit niet uit dat gaandeweg de ontwikkeling van de Haagse Beemden de criteria zullen worden toege spitst, dat we daar nog wat duidelijker over moe ten worden en dat die wellicht zullen moeten wor den bijgesteld, zoals de heer Ten Wolde heeft ge zegd. Tenslotte heeft mevrouw Paulussen een vraag gesteld aan de C.D.A- en de V.V.D.-fractie over het ontbreken van inspraak en ik zou mij dus van de be antwoording daarvan ontslagen kunnen achten, ware het niet dat ik lid van het C.D.A. ben en het ge voel heb dat de vraag ook enigermate in mijn rich ting is gesteld. Mevrouw PAULUSSEN: Ik begon met een citaat uit het preadvies van april 1974 en dit college zat er toen al. In de eerste plaats was mijn vraag dus ge richt aan het college naar aanleiding van de toe zegging die het in 1975 heeft gedaan en vervolgens richtte ik mij tot de C.D.A.- en de V.V.D.-fractie. Wethouder VAN DUN: Ik ontken niet dat wij er al verdomd lang zitten en ook blijven zitten. Ove rigens ga ik die vraag ook niet uit de weg, want hoewel de vraag aan de C.D.A.- en de V.V.D.-frac tie is gesteld wil ik er best op ingaan. Het gaat hier om de eeuwige discussie over de Haagse Beemden met of zonder inspraak. Ik vind dat mevrouw Paulus sen een aantal dingen grandioos door elkaar haalt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 259