20 FEBRUARI 1978. 262 (Middag) vervolgens ook niet in tegenspraak met het struc tuurplan, dat volgens de wethouder de basis is waaraan de plannen moeten worden getoetst. Ik heb dat geprobeerd, maar ik ben er niet helemaal uitge komen, wat ik al heb gezegd. Op pagina 29 van het structuurplan wordt gesproken over het woonmilieu dat in het recente verleden sterk overheerste en dat zich kenmerkt door schaalvergroting, massaficatie en veel hoogbouw. Er staat dan letterlijk: "Deze hoogbouw wordt gebruikt als oriëntatiemiddel, als beklemtoning van randen en centrum.Volgens het structuurplan heeft dit type bebouwing de mensen de stad uitgedreven en is het de aanleiding tot suburbanisatie geweest. Wij moeten de suburbanisa tie mede tegengaan door het ontwikkelen van een plan als dat voor de Haagse Beemden. Het eerste waar je in het bestemmingsplan-Haagse Beemden op stuit is een woonheuvel van zes hoog, die volgens dat plan als oriëntatiemiddel en als beklemtoning van het centrum moet dienen. Ik moet u zeggen dat ik het dan niet meer begrijp. U stelt dat de deskundigen bijelkaar zijn gaan zitten en hebben gemeend dat het zo moet gebeuren. Ik raak daardoor dan wel erg in het ongerede. Volgens de wethouder moet het bestemmingsplan aan het structuurplan worden getoetst. Daarin staat bijvoorbeeld een uitgangspunt inzake de verklei- nig van gezinnen, maar wat voor opdracht geeft u dan aan de architect? U zegt toch niet dat hij een deelplan moet ontwerpen met als hoofdtrek de ver wachting dat de gezinnen kleiner zullen worden? Ik denk dat die man dan ook niet weet wat hij moet gaan doen. Inderdaad heeft de architect nadere richtlijnen gehad, want in het bestemmingsplan is daarvan sprake, maar het is mijn probleem dat wij die richtlijnen niet kennen en dat wij ten aanzien daarvan geen beleidskeuze hebben gedaan. Ik herin ner mij dat wij in september naar aanleiding van de voorgestelde kredieten eenzelfde discussie hebben gevoerd. De wethouder begreep toen helemaal niet wat ik bedoelde, maar ik geloof dat hij dat nu

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 262