20 FEBRUARI 1978. 276
(Middag)
een vraag van mevrouw Muntjewerff. Ik weet nog niet
hoe dat er concreet gaat uitzien. De heer Geene
heeft gesteld dat hierover met andere gemeenten
overleg zal moeten worden gepleegd, maar ik heb al
gezegd dat wij al overleg hebben gepleegd met het
dagelijks bestuur van het Stadsgewest, tot de vorige
week toe. Verder wil ik nog wel kwijt dat wij een
uitnodiging hebben verzonden in de richting van
Oosterhout en Etten Leur, met medeweten van het
Stadsgewest, om ook met die gemeenten over deze
kwestie te spreken, zodat het een Westbrabantse
zaak wordt en niet alleen een zaak van Breda, waar
bij wij in een isolement in de hele Westbrabantse
problematiek zouden komen te zitten. Dit ter gerust
stelling en verduidelijking.
Vervolgens resteert een aantal vragen van me
vrouw Muntjewerff en mevrouw Paulussen. Als wij met
elkaar praten bedoelen wij allebei iets anders en
komen wij op verschillende sporen terecht. Ik zeg
dat het toetsingscriterium het structuurplan is en
dat structuurplan is geen globaal plan, gezien het
geen daarin staat, óók betreffende zaken die nor
maal in een structuurplan niet worden genoemd. Ik
noem dan de ontsluiting, de bodembehandeling, de
lokatie van de woon- en werkfunctie en de voorzie
ningen. Al deze aspecten zijn in het structuurplan
belicht en derhalve kan het een toetsingscriterium
zijn. Ik begrijp overigens wel waarop mevrouw
Muntjewerff doelt, want zij wil concreet weten om
welke aantallen het precies gaat. Het is ontstel
lend moeilijk de raad daarin inzicht te geven, want
het operationeel maken van dingen die in een struc
tuurplan zijn genoemd geschiedt gaandeweg de discus
sie tussen planontwikkelaars en opdrachtgevers, re
kening houdend met financiële mogelijkheden en der
gelijke. Bij die discussie komt op een gegeven mo
ment ook de vraag aan de orde hoeveel woningen voor
één- en tweepersoonshuishoudens er kunnen worden
gebouwd.
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Wij dragen