40 12 JANUARI 1978 uiteindelijk het werk met dit voorstel te zien af ronden. Wij vinden dat het college in zijn uitein delijk voorstel een vertaling heeft gegeven die in eerste aanleg niet mogelijk bleek, in die zin dat er een andere koers is ingeslagen en dat alle as pecten die met het ontwikkelingsbeleid verband houden alleen maar praktisch en zakelijk zijn be naderd. Bij de voorstellen 1 en 3 horen onze amende menten 3 en 4. In onze amendementen vragen wij speciale aandacht voor het uit de zakelijke en te praktische sfeer halen van het ontwikkelingsbeleid. In die sfeer hoort dat beleid naar onze mening niet thuis. Het ontwikkelingsbeleid moet uitgaan van maatschappelijke keuzen die aangeven waar je naartoe wilt. Daarop is ons amendement 3 gericht. Ter onderstreping van de woorden van Jeroen Hen- driksen wijs ik er nog op dat het in amendement 4 gaat om het geven van prioriteit aan het opheffen van achterstandsituaties. In de commissies is daarover van de zijde van het college gezegd dat onze visie in feite wordt onderschreven maar dat men van een iets andere beschrijving uitgaat dan wij willen; het college zet het huidige beleid voort en meent op die wijze aan het inhalen van achterstandsituaties bezig te zijn. In dit verband zouden we bijvoorbeeld kunnen nagaan wat er gedu rende het afgelopen jaar op het gebied van achter standsituaties te doen was. In het geding waren daarbij vooral de woningbouw, het onderhoud van woningen en de niet zo rooskleurige toestand van de binnenstad. Uit de gang van zaken te dien aan zien kunnen we mijns inziens niet concluderen dat het college met inhalen bezig is. Eerder is het tegendeel geval. De heer VAN ASSELDONK: Ik denk dat de heer Crul bedoelt te zeggen dat hij het zo niet wil zien. Het is naar mijn mening gewoon een kwestie van hoe je het wilt zien. Ik vind dat het college op de door de heer Crul genoemde punten juist wèl

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 40