415 20 FEBRUARI 1978. (Avond) jaar geleden zelf bij motie om zo'n onderzoek ge vraagd en ik vind het plezierig dat wij een en an der nu geactualiseerd in huis hebben. Onze contac ten met het M.G.Bzijn van belang en verlopen plezierig, maar het M.G.B. is natuurlijk niet de enige belanghebbende in de binnenstad. De situatie in de binnenstad is voor de middenstand, de bewo ners en de gebruiker minstens even belangrijk en het is onze opdracht een evenwicht te vinden tussen de verwachtingspatronen van die groeperingen. De heer Veelenturf heeft ook gevraagd wat er eventueel voor de Maxis in de plaats zal komen. De hele filosofie van het plan staat op papier en is door openbare werken op voortreffelijke wijze in de richting van het stadhuis gestuurd. Wij hopen u daarmee in de volgende raads- of commissieverga dering te kunnen confronteren als u vanavond ten minste "neen" tegen de Maxis zegt. Onze belang stelling ging even verder dan het Maxis-terrein en wij hebben er ook het manifestatie-terrein rond "Het Turfschip" bij betrokken. Wij proberen er een aanzienlijke parkeergelegenheid voor 700 auto's benevens zo'n 275 woningen te creëren, terwijl er ook nog en niet toevallig ruimte voor een kantoor is. De motie van de heer Veelenturf houdt in dat de Maxis niet in Breda moet komen, waarbij hij zich afvraagt wat er gebeurt als de Maxis morgen in Prinsenbeek of Etten-Leur zou gaan komen. Ik kan die angst van de C.D.A.-fractie begrijpen, maar anderzijds hebben wij de kwestie met de be trokken gedeputeerde besproken en wij hebben ge meend uit zijn woorden te mogen opmaken dat de provincie, wanneer in de periferie van Breda een bestemmingsplanwijziging nodig zal zijn om daar een Maxis of iets van die omvang te creëren, op voorhand "neen" tegen die bedoelingen zal zeggen. Met de motie die deze actie in de richting van het provinciaal bestuur en het dagelijks bestuur van het stadsgewest nogmaals onderstreept hebben wij niet de minste moeite. De heer Veelenturf zal het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 415