20 FEBRUARI 1978. 436
(Avond)
beleidsombuiging zien wij op dit moment gezien de
reacties uit de raad niet zitten. Het is in feite
een herhaling van de begrotingsbehandeling waarin
wij ook hebben aangegeven dat de afweging van zaken,
die vanuit verschillende groeperingen worden aan
gedragen, slechts beperkt of helemaal niet plaats
vindt. De voornaamste punten die wij vandaag naar
voren hebben gebracht houden in dat de planontwik
keling kwalitatief van goed gehalte moet zijn en
ook moet aansluiten op hetgeen in de regio en de
provincie gebeurt, dat de deelname van de burgerij
volstrekt onvoldoende is geweest en op een andere
basis zou moeten worden opgezet en tot slot dat de
versterking van de woonfunctie niet voldoende tot
haar recht komt. Al met al willen wij het C.D.A.
en de V.V.D. onze alternatieve nota en hetgeen wij
daar vandaag nog bij hebben gezegd in overweging
geven. Wij richten ons natuurlijk op het welzijn
van de burgers van Breda, maar wij kijken ook naar
de toekomst, naar het politieke klimaat in deze
stad. U kent onze concrete voorstellen en wij wach
ten maar af hoe u daarop reageert.
De heer TEN WOLDEHet inhoudelijk debat daalt
qua niveau. Ik ben blij dat de heer Crul niet con
stateert dat zijn voorstellen van de tafel worden
geveegd, want ik heb bewust geprobeerd in mijn be
toog een aantal inhoudelijke argumenten te verwer
ken. Ik heb gesproken over onze motivering met be
trekking tot de keuze van parkeerlocatiesik heb
iets over de invulling en de versterking van de
woonfunctie gezegd en ik heb gesproken over de re
latie tot de sociale woningbouw en de verdeling
daarvan. De heer Van Dun heeft in zijn antwoord
heel duidelijk gezegd dat die functie in belangrij
ke mate WORDT ingevuld en dat kunnen wij niet ont
kennen. Op die plaatsen blijven wij met het beleid
van V.V.D. en C.D.A. van mening verschillen. Wij
zouden daar nog lang over kunnen discussiëren,
want de versterking van de woonfunctie wordt wel
degelijk tegen andere factoren afgewogen en behoort