449 20 FEBRUARI 1978.
(Avond)
De VOORZITTER: Ik ben een verschrikkelijk
groot voorstander van het bereiken van een zo
groot mogelijke eenstemmigheid bij de besluitvor
ming en uit de notulen zal wel blijken dat op een
enkel punt eenstemmigheid in de raad bestaat, maar
ik meen dat dit toch geen besluitvorming is waar
wij erg goed mee uit de voeten kunnen. Ik stel
vast dat de raad het voorstel van burgemeester en
wethouders heeft aanvaard en dat het op onderdelen
door de aanwezige leden van de Partij van de Ar
beid en de P.P.R. is verworpen, welke onderdelen
in het zojuist gehouden betoog zijn aangeduid. Ten
aanzien van andere onderdelen is de raad dus een
stemmig in zijn oordeel. Wil de heer Van Dun daar
nog iets van zeggen?
Wethouder VAN DUNWie durft de conclusies
van de voorzitter tegen te spreken? Wel meen ik
dat het college voor de verdere uitwerking nog een
wat duidelijker beeld nodig heeft. Onder punt 2.2
gaat het om de vaststelling van een verkeerscircu
latieplan met inachtneming van een aantal zaken en
ik geloof toch niet dat de heer Crul daar wat pun
ten uit kan schrappen. Hoezeer het mij ook spijt
betekent mijns inziens het betoog van de heer Crul
dat alleen de punten 2.5, 2.6 en 3.2 met algemene
stemmen worden aangenomen.
De VOORZITTER: Ik heb mij in wat algemenere
termen gehuld. Ik meen dat de punten die tussen
neus en lippen door zijn geamendeerd, dus niet
schriftelijk zijn geamendeerd, niet met algemene
stemmen zijn aanvaard. Er kan dus inderdaad worden
geconcludeerd dat de punten 2.5, 2.6 en 3.2 met
algemene stemmen zijn aangenomen. De overige pun
ten zijn aanvaard met de stemmen van de aanwezige
leden van de Partij van de Arbeid en de P.P.R. te
gen.
De heer TEN WOLDE: Thans wordt toch besloten
over het hele voorstel van het college?