16 MAART 1978. 492 stimulerend, initiërend en bemiddelend optreden. Dit waren enige persoonlijke ontboezemingen; ik ga nu terug naar het voorstel. Met dit voorstel beoogt het college in feite twee dingen: 1. opheffing van de O.B.S.-situaties; 2overheveling van de opbouwwerkachtige com ponent binnen het I.M.W. naar de stedelij ke stichting voor opbouwwerk. Opheffing van het O.B.S. komt in de praktijk neer op het uitsplitsen, het losmaken van de ge coördineerde aanpak in de OBS-buurtennamelijk van het opbouwwerk, het sociaal-cultureel werk en het peuterwerk. Hier ontstaat de zorg van onze fractie, een zorg die betrekking heeft op de conti nuïteit van het sociaal-cultureel werk en het peu terwerk, beide bestaande activiteiten in O.B.S.- buurten, oftewel buurten waar sprake is van achter standsituaties Ter toelichting merken wij het volgende op. Het I.M.W. is ook naar onze mening niet het aange wezen instituut om deze twee welzijnsvormen op lan gere termijn te behartigen. Het college schrijft zelf op bladzijde 4 van het voorstel: "Ter zake van het sociaal-cultureel werk en het peuterwerk was aanvankelijk besloten dat deze werksoorten tot 1 januari 1978 bij het I.M.W. zouden blijven." Het is niet mogelijk gebleken vóór 1 januari van dit jaar de overheveling naar algemene voorzieningen, die ook het college nodig vindt, te realiseren. Voor het sociaal-cultureel werk is dit niet moge lijk, omdat er te dien aanzien nog geen algemene voorziening is, hetgeen al jaren een leemte in Bre da is. Voor het peuterwerk is de overheveling niet mogelijk, omdat de stedelijk werkende federatieve stichting nog maar sedert kort functioneert. Met andere woorden: een definitieve oplossing is nog niet gevonden en zelfs nog niet zichtbaar. Een andere reden waarom wij bezorgd zijn over de continuïteit van deze twee werksoorten, is dat het sociaal-cultureel werk en het peuterwerk nu al leen komen te staan, terwijl er vroeger een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 492