493
16 MAART 1978.
absolute verwevenheid met het opbouwwerk bestond.
Deze twee werksoorten werden ondersteund door een
achttal functionarissen, die nu niets meer met de
ze twee werkvormen te maken krijgen. Het gaat hier
om bestaande activiteiten in buurten met achter
standen, die deze continuïteit niet kunnen missen.
Een laatste reden met betrekking tot de con
tinuïteit is te vinden in het personeelsaspect.
Het blijkt dat acht functionarissen die in de
0.B.S-buurten duidelijk met sociaal-cultureel
werk bezig waren, overgeheveld worden en alleen
nog maar opbouwwerk gaan doen. Wij maken dit op
uit punt b op bladzijde 3 van het voorstel, waarin
wordt vermeld welke functionarissen overgaan. Het
gaat in het bijzonder om acht functionarissen, na
melijk ik citeer het voorstel
"2 buurtopbouwwerkers, drie sociaal-cultureel
werkers (wier werkzaamheden in hoofdzaak op
het terrein van het opbouwwerk lagen)1 team
leider sociaal-cultureel werk en 2 formatie
plaatsen leiders O.B.S-projecten"
Bij de opmerking tussen haakjes teken ik aan
dat de drie sociaal-cultureel werkers toch duide
lijk ook een stuk sociaal-cultureel werk behartig
den. Uit deze opsomming zou kunnen blijken dat de
teamleider sociaal-cultureel werk kennelijk voor
100 voor het S.K.W.-deel (S.K.W.= sociaal-kultu-
reel werk) zorgde. Mijn conclusie is dat er vier
beroepskrachten, die zich al dan niet gedeeltelijk
met sociaal-cultureel werk bezighielden, zullen
verdwijnen om aan opbouwwerk te gaan doen. Het so
ciaal-cultureel werk op zichzelf blijft bij het
1.M.W. Kortom: een aantal krachten gaat weg, doch
het werk blijft. Daar komt nog bij dat het I.M.W.
de komende jaren evenals de laatste jaren het
geval was met het trieste gegeven van een vaca
turestop te maken zal hebben die wordt opgelegd
door het ministerie van C.R.M.
De V.V.D.-fractie heeft gemeend dat zij deze
zorg zou moeten accentueren door het indienen van
een motie, die de andere fracties en het college