16 MAART 1978.
494
naar wij hopen zullen willen ondersteunen. Na aan
vaarding door de raad en het college kan de motie
het bewijs zijn dat de gehele raad deze zorg deelt
terwijl zij het college kan steunen en stimuleren
in zijn initiërende en bemiddelende rol om zo spoe
dig mogelijk deze leemte in het welzijnswerk indi
rect te doen opheffen.
Tot slot wil ik nog een korte vraag stellen
over een onduidelijkheid die mijns inziens op
bladzijde 3 van het voorstel onder b voorkomt. Vol
gens de laatste zin onder b zouden er elf functio
narissen overgaan; ik meen dat dit aantal acht zou
moeten zijn. Heeft het college hier een vergissing
gemaakt, of heb ik het niet goed begrepen?
De heer Koertshuis dient vervolgens een motie
in met de volgende tekst:
"De Gemeenteraad van Breda, in vergadering
bijeen op 16 maart 1978, gehoord de behande
ling van het voorstel bijlage nr. 79,
overwegende
- dat de opheffing van de zgn. O.B.S.-projec
ten een goede zaak is
- dat overheveling van de opbouwachtige compo
nent binnen het O.B.S. met de daarbij beho
rende beroepskrachten naar de stedelijk
werkende stichting B.W.O.B. dient te worden
gelegaliseerd.
spreekt als haar mening uit,
- dat de continuïteit van de werksoorten
S.K.W. en Peuterwerk in de vroegere O.B.S.-
buurten in kwantitatief en kwalitatief op
zicht vanwege de organisatorische wijziging
niet mogen afnemen.
- dat gestreefd moet worden om beide werksoor
ten zo spoedig als mogelijk is onder te