16 MAART 1978. 496 gebied van het maatschappelijk werk, het opbouw werk, het sociaal-cultureel werk en het peuterwerk, bij het Instituut voor Maatschappelijk Werk samen gebracht. Thans wil men overgaan tot opsplitsing en overbrenging naar de Stichting Buurt- en Wijk- opbouwwerk. Bij die Stichting waren al een stuk of drie functionarissen bezig; er komen er volgens het voorstel acht bij Mede op grond van de duidelijkheid die de laatste tijd uit landelijke discussies valt af te leiden, blijven wij er grote bezwaren tegen hebben dat men vanuit aparte algemene voorzieningen en aparte clubs aan het welzijn van mensen werkt. Op die manier ontstaat er, zoals de heer Koertshuis al signaleerde, een soort concurrentiesituatie waarin men langs elkaar heen werkt. Indertijd heb ben we al erg veel moeite gehad met het accepteren van het uit elkaar groeien van de beide stichtin gen. Op dit ogenblik zitten we met de concrete si tuatie dat het onderhavige voorstel eigenlijk een formalisering is van een in feite reeds werkende structuur; de opbouwwerkers worden uit het I.M.W. gehaald en bij de Stichting ondergebracht. Dit al les is doorgezet in het kader van de opheffing van het Opbouwwerk Bijzondere Situaties. Welnu, het op heffen van het Opbouwwerk Bijzondere Situaties, dat betrekking had op bepaalde wijken in Breda, juichen wij zeer toe. Het Opbouwwerk Bijzondere Situaties heeft, zeker na de start in de loop van de tijd, aangetoond dat het een soort stigmatise rende werking had. Je zou kunnen zeggen dat er een speciaal stempel op bepaalde wijken werd gedrukt met betrekking tot het opbouwwerk en het samenbren gen van een aantal werksoorten. Wanneer je het eens bent met het opheffen van het Opbouwwerk Bijzondere Situaties, houdt dat nog niet in dat je de verkokering het uiteengooien van de verschillende werksoorten wilt steunen. In het voorstel wijst het college er zelf al op dat er nogal wat moeilijkheden zijn met het creëren van een nieuwe structuur voor het peuterwerk en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 496