16 MAART 1978.
502
de vraag van de heer Koertshuis of het hier niet
om acht werkers gaat, wijs ik erop dat er acht wer
kers naar de Stichting Buurt- en Wijkopbouwwerk
gaan. De eerder genoemde elf werkers gaan óók over
maar blijven in hetzelfde instituut. Het is name
lijk de bedoeling dat het I.M.W. het aangewezen in
stituut voor algemeen maatschappelijk werk wordt:
één van de "zuilen" waarop de vier vormen van wel
zijnswerk gestructureerd zijn. De elf mensen die
zich bezighielden met algemeen maatschappelijk
werk in O.B.S-situaties worden toegevoegd aan de
maatschappelijk werkers van het I.M.W. die niet in
O.B.S.-situaties werkzaam waren.
De heer KOERTSHUISIn de laatste zin van
punt b op bladzijde 3 is in verband met overdracht
aan de Stichting B.W.O.B. sprake van elf functio
narissen. Ik meen dat er maar acht functionarissen
overgaan naar de Stichting B.W.O.B.
Wethouder DE RAAFF: Dat gaat weer over een
andere elf! Er waren drie functionarissen bij de
Stichting Buurt- en Wijkopbouwwerk, er komen er
acht bij en samen zijn dat die elf. Onder a worden
elf andere werkers bedoeld, namelijk in het kader
van het O.B.S. werkzame maatschappelijk werkers
die bij het I.M.W. aan de andere maatschappelijk
werkers worden toegevoegd.
Ik heb reeds gezegd van mening te zijn dat we
naar duidelijke structuren toe moeten, en naar al
gemene organen voor de diverse werksoorten. Toen
wij deze gedachte lanceerden, dachten wij aan vier
instituten:
- één voor algemeen maatschappelijk werk;
- één voor opbouwwerk;
- één voor sociaal-cultureel werk;
- één voor peuterwerk.
Zoals men in de stukken heeft kunnen lezen,
zijn er bij de uitwerking echter veel nieuwe vra
gen gerezen. Zeer recentelijk zijn argumenten aan
gevoerd, die zouden kunnen leiden tot de conclusie