503
16 MAART 1978.
dat de verbondenheid van sociaal-cultureel werk en
peuterwerk het wenselijk maakt deze twee werksoor
ten bij elkaar te laten. Mijn gedachten op dit
punt zijn nog niet uitgewerkt, maar wij houden
hiermee bij de overwegingen op dit ogenblik reke
ning.
De heer Oomen heeft gezegd dat indertijd een
evaluatie is aangekondigd van de resultaten van de
splitsing tussen I.M.W. enerzijds en buurt- en
wijkopbouwwerk anderzijds. Als de heer Oomen dat
zegt, zal het wel zo zijn. Wanneer die aankondi
ging is gedaan, zullen we nog eens met die evalu
atie op de proppen moeten komen, maar op dit ogen
blik was mij niet duidelijk dat die toezegging in
dertijd ter tafel was gekomen.
Ook heeft de heer Oomen gevraagd of de van
avond te nemen besluiten nog ongedaan kunnen wor
den gemaakt. Het is te sterk daarop te antwoorden
"nooit van mijn leven", want misschien denken we
over tien jaar weer anders. In ieder geval: bij de
huidige wijze van denken is het niet de bedoeling
en zie ik het er niet van komen dat het buurt- en
wijkopbouwwerk weer terug naar het I.M.W. gaat.
Een andere vraag van de heer Oomen had betrek
king op de mening van het I.M.W. en van de Stich
ting Buurt- en WijkopbouwwerkIk heb de betrokke
nen juist over dit punt de laatste tijd niet ge
sproken, maar ik heb het idee dat de beide insti
tuten min of meer met de bestaande situatie geluk
kig zijn. Persoonlijk denk ik dat de overheveling
voor het werk dat moet worden gedaan en voor de
duidelijkheid van de mensen gunstig is. Ten aan
zien van de andere "ontvangers" verkeert een en
ander nog in het stadium van overleg en bespreking
Men moet niet het idee hebben dat het sociaal-cul
tureel werk naar het J.J.C. gaat. We hebben inder
tijd als volgt geredeneerd: er is sociaal-cultu
reel werk en er is peuterwerk, beide werksoorten
zouden in een algemene instelling moeten worden on
dergebracht, het jeugd- en jongerencentrum is óók
een algemene instelling en misschien zou dat