505 16 MAART 1978. vermindering van de dienstverlening is. Overigens ben ik het met de heer Koertshuis eens dat de zorg die aan het werk wordt besteed tengevolge van de herstructurering niet mag verminderen. Dat is ook wat hij eigenlijk in zijn motie tot uitdrukking wenst te brengen; ik kan het daar mee eens zijn. In het voorstel wordt ingegaan op de tot standkoming van de opvatting dat naar "verkokering" ik gebruik dit woord omdat enige sprekers van de kant van de raad dit woord hebben gebezigd moet worden gestreefd. We hebben, toen we zo ver waren, een jaar de gelegenheid voor nadere studie gegeven. Vervolgens bleek dat wèl het opbouwwerk kon worden afgesplitst, maar het sociaal-cultureel werk en het peuterwerk nog niet. Uit het voorstel blijkt dat wij het I.M.W. en de werkgroep uitstel tot 1 januari 1980 hebben gegeven, opdat zij een en ander in het reine konden brengen. Hoe zeer ik ook naar die "verkokering" toe wil, zij zal in ie der geval met de nodige zorgvuldigheid tot stand moeten komen. We moeten niet door het doordrijven van bepaalde maatregelen ongelukken gaan maken. Kortom: als de bedoeling van de motie is dat met nadruk zal moeten worden getracht het sociaal- cultureel werk en het peuterwerk zo spoedig moge lijk in algemene instellingen onder te brengen, dan kan ik het daarmee eens zijn, uiteraard totdat uit nadere studie eventueel zou blijken dat zo'n stap verkeerd zou zijn; dat moet echter dan de studie dan maar uitwijzen. De heer KOERTSHUIS: Ik zou in tweede termijn niets meer willen zeggen, ware het niet dat de heer Oomen mij een vraag heeft gesteld. Hij heeft gevraagd wat in de motie met "algemene voorzienin gen" wordt bedoeld, waarbij hij zich afvraagt of wij aan nieuwe stichtingen of aan handhaving bij het I.M.W. denken. Welnu, het doet er voor ons niet zo veel toe of er een nieuwe dan wel een be staande stichting in het geding is. Wèl is voor ons duidelijk dat het sociaal-cultureel werk en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 505