16 MAART 1978. 506 het peuterwerk al dan niet gekoppeld, zoals van de zijde van het college is gezegd niet bij het I.M.W. zouden moeten blijven. Als je "ja" tegen verkokering zegt, moet je ook "ja" zeggen tegen onttrekking van deze twee werksoorten aan het I.M.W. Naar onze mening zijn deze twee werksoorten vreemd aan het karakter van het I.M.W. Het I.M.W. behartigt het algeméén maatschappelijk werk. De heer OOMENHet is triest dat vanavond door twee wethouders in feite over hetzelfde onder werp het woord wordt gevoerd, terwijl de wethouder die bij dit voorstel het woord voert eigenlijk nauwelijks reageert op het belangrijkste element dat onder dit voorstel ligt, te weten de rijksbij drageregeling sociaal-cultureel werk. Ik neem toch aan dat hij op zijn minst kennis draagt van de uit voerige stukken die daarover gewisseld zijn. Naar ik heb vernomen heeft de nieuwe minister van C.R.M gezegd van plan te zijn aan de rijksbijdragerege ling qua opzet verder te werken. Nu blijkt dat de volgende activiteiten, waarover wij het vanavond hebben, deel uitmaken van de concept-rijksbijdrage regeling: - vormingswerk; - voorlichtingswerk; - opbouwwerk; - jeugd- en jongerenwerk; - peuterwerk. De bedoeling van de rijksbijdrageregeling is dat men geld van het rijk kan krijgen, maar dat éérst de gemeente een sociaal-cultureel plan op stelt, waarbij zij vaststelt wat op dit gebied de prioriteiten zijn en wat zij nu eigenlijk voor haar Bredase burgers wenst. Op die manier kan de gemeente afwegen wat er kan worden gedaan. Juist daarom is het van belang ten aanzien van de veran dering waarover zoals uit het voorstel blijkt - overleg gaande is, enigszins pas op de plaats te maken. Zo'n verandering moet worden geïntegreerd in het veld van werkzaamheden, onderzoekingen en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 506