507
16 MAART 1978.
de bepaling van gedragslijnen in het kader van het
sociaal-cultureel plan.
De wethouder heeft gezegd dat de verkokering
naar zijn inzicht niet meer ongedaan kan worden ge
maakt. Hij heeft gewezen op de synthese-theorie
op grond waarvan indertijd met het O.B.S. is ge
start. Naar onze mening geldt de synthese-theorie
nog altijd, alleen niet ten aanzien van aparte
buurten. Gebleken is dat wat aparte buurten be
treft de vroegere inzichten achterhaald zijn en
dat er ten onrechte een bepaald stempel op de
buurten werd gedrukt; de heer Van Dongen heeft
daar al op gewezen. Wij achten het juist dat men
dat stempel wil laten verdwijnen.
In de tweede plaats achten wij het juist dat
de overgang van het opbouwwerk naar de Stichting
B.W.O.B. wordt gelegaliseerd. Mijn vraag was nu of
uit de toekomstige evaluatie van de splitsing zou
kunnen blijken dat het afwijzen van de synthese
theorie onjuist is geweest, zodat de in die rich
ting genomen besluiten ongedaan zouden moeten wor
den gemaakt. In dit verband is het illustratief
dat steeds over het Instituut voor Maatschappelijk
Wérk wordt gesproken, terwijl dat instituut niet
zo heet. Vroeger was het het Katholiek Instituut
voor Maatschappelijk Werk, maar het heet nu, vol
gens de stukken die het college zelf produceert,
het Instituut voor Maatschappelijk Wélzijn, en dat
is een zeer belangrijk verschil. De betrokken
stichting zou krachtens haar doelstelling en
haar stichtingsakte in het kader van het parti
culier initiatief het welzijn van de bewoners van
Breda kunnen behartigen. Daaronder kan het op
bouwwerk vallen, maar ook het peuterwerk, het so
ciaal-cultureel werk en het maatschappelijk werk.
Men zal begrijpen dat wij, vanuit onze visie op
een gezamenlijke aanpak van allerlei dingen die
voor de mensen moeten worden gedaan, van mening
zijn dat de verkokering niet verder moet doorgaan.
In dit verband heb ik de heer Koertshuis om
een nadere uitleg gevraagd van zijn motie, die ik