16 MAART 1978.
508
:t nu nog wel even aan de orde wil stellen. Wij zijn
het ermee eens "dat de opheffing van de zgn. O.B.S.-
j projecten een goede zaak is". Met de tweede over-
je~ weging, inhoudende dat de overheveling moet worden
gelegaliseerd, moeten we akkoord gaan omdat deze
in overeenstemming is met de strekking van het col-
s legevoorstelhoewel we er nog steeds vraagtekens
bij plaatsen. Ook met de opvatting over de conti
nuïteit van de werksoorten sociaal-cultureel werk
en peuterwerk zijn we het eens. Vervolgens staat
in de motie dat deze beide werksoorten zo spoedig
mogelijk moeten worden ondergebracht bij "betref
fende algemene voorzieningen", waarna het college
wordt uitgenodigd enige dingen te bewerkstelligen,
t Hierbij teken ik aan dat de heer Koertshuis niet
voldoende duidelijk heeft gezegd dat hij de verko-
of kering afwijst. Voor ons is het van groot belang
u dat de betrokken voorzieningen er blijven, maar
dat ze niet in aparte stichtingen worden onderge
bracht. Op dit ogenblik moet men naar onze mening
r- de vraag van het al dan niet "verkokeren" en split
sen laten rusten. Deze vraag moet aan de orde ko-
jk men in het kader van de behandeling van het soci
aal-cultureel plan, dat op dit ogenblik bij de nog
niet legaal bestaande stuurgroep sociaal-cultureel
werk op tafel ligt. Dit alles kan waarschijnlijk
wel worden doorgespeeld naar de partijgenoten van
at de heren Koertshuis en De Raaff die op het ogen
blik in de regering zitten.
Met de laatste twee stappen waartoe het col-
i- lege in de motie wordt uitgenodigd, ben ik het
n uiteraard eens. Juist echter omdat wij vinden dat
het uiteen gooien van de drie eerdergenoemde werk
soorten onjuist is ik doel hier op de verkoke
ring achten wij de motie van de heer Koerts
huis onjuist. Bovendien is de motie in onze ogen
overbodig. Als je pas op de plaats maakt en je
gaat de bedoeling invoegen in het sociaal-cultu
reel plan, kun je veel beter bekijken wat je wilt.
_k De heer VAN DONGENGezien de inhoud van de