509
16 MAART 1978.
motie en kennis genomen hebbende van de opvattin
gen van de wethouder, zal onze fractie de motie
zeker steunen.
Wethouder DE RAAFF: Het is duidelijk dat de
heer Oomen en ik vandaag weer eens van mening ver
schillen. Het beroerde is dat we het daarnaast al
tijd op sommige onderdelen wèl eens zijn. Eén van
de overwegingen die aan het onderhavige voorstel
ten grondslag lagen, was dat wij van de O.B.S.-
situaties af wilden. Hoewel de heer Oomen dat óók
wil, betoogt hij dat we bepaalde werksoorten bij
elkaar moeten houden. Het probleem is dat je over
bepaalde mensen beschikt, over wie je volgens be
paalde subsidie-titels de beschikking krijgt. Op
grond van die bepaalde subsidie-titels kun je niet
alles laten doen wat er moet worden gedaan. We
hebben te maken met een soort verstarring: er is
iets aanwezig op bepaalde plaatsen, terwijl het
ook op andere plaatsen nodig zou kunnen zijn. Als
er een algemene instelling is die wordt gesubsi
dieerd, kan die instelling het gaat voortdurend
om activiteiten in het kader van het particulier
initiatief; wij kunnen hoogstens stimuleren en
proberen de gang van zaken een beetje in een be
paalde richting te sturen meer soepelheid in
acht nemen ten aanzien van de plaats waar de men
sen op een gegeven ogenblik moeten worden ingezet.
Voor een algemene stichting die over de gehele
stad activiteiten ontplooit, is dat mogelijk.
De heer Oomen heeft erop gewezen dat de juis
te naam van het I.M.W. Instituut voor Maatschappe
lijk Wélzijn is. Onlangs heb ik daarover al iets
gezegd. Het is altijd het Instituut voor Maat
schappelijk Wérk geweest; op een goede dag heeft
men de naam veranderd, maar door de naam te veran
deren heeft men natuurlijk nog niet de inhoud van
de nieuwe naam waar gemaakt. Statutair kan de heer
Oomen er gelijk in hebben dat het I.M.W. inderdaad
"het" instituut voor maatschappelijk welzijn in
Breda zou kunnen zijn. Dat betekent echter niet