50 12 JANUARI 1978 bedoeling dit punt uit de competentie van het col lege te halen en in verband te brengen met stand puntbepaling door de raad. Voorstel nr. 24 heeft tot strekking dat de vorming van een apart stedelijk opbouwwerkbureau op dit ogenblik niet zinnig wordt geacht. Voor zo ver wij dit thans kunnen bekijken, weten we het eigenlijk nog niet precies, in het bijzonder omdat op stedelijk gebied eigenlijk geen instellingen werkzaam zijn. Wij stellen dan ook bij amendement voor dat eens wordt nagegaan of bij de bestaande instellingen het I.W.M. en met name het B.W.O.B. die strikt wijk- en buurtgericht werken vol doende aandacht wordt besteed aan groepen in ach- terstandsituaties waarvan de problematiek het strikte wijkniveau overstijgt; men kan zich voor stellen dat ik daarbij doel op groepen die boven het wijkniveau uit de aandacht van het opbouwwerk zouden moeten hebben. We willen een opening creëren om mogelijk te maken dat er in de toekomst wèl in die richting stedelijk iets gaat gebeuren. Om die reden willen we het voorstel ook naar groep II overbrengen. We verwachten namelijk dat er best voorstellen uit zullen voortvloeien. Speciaal wil ik nog de aandacht vestigen op het collegevoorstel nr. 27, omdat dat gewijzigd is. In de commissie hebben wij ons met betrekking tot het uitbreiden van de commissie jeugd en het afschaffen van de jeugdadviesraad van stemming onthouden, aangezien we toen nogal onder de indruk waren van de protesten van de jeugdadviesraad en de tegenargumenten die van verschillende kanten werden aangevoerd. Bij nader beraad zijn we tot de conclusie gekomen dat wij ermee akkoord kunnen gaan dat de J.A.R. wordt gehandhaafd. Ook zijn we het er mee eens dat voorlopig niet wordt overge gaan tot de uitbreiding van de commissie jeugd, die in aanvankelijk voorstel nr. 9 aan de raad zou worden voorgelegd. Met voorstel nr. 29 zijn we het eens. Te dien aanzien verwijs ik naar amendement nr. 36, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 50