16 MAART 1978. 518 opstelling, mede ten aanzien van het al eerder ge noemde technische karakter van het gebeuren, op haar plaats is. Indien zulks in de toekomst noodza kelijk zou blijken, kan de instelling van een be drijf ex artikel 252 altijd nog worden overwogen. Ten aanzien van de benadering vanuit advise rende lichamen is het mijns inziens volstrekt dui delijk dat we hier geen commissie ex artikel 62 op moeten loslaten. Een dergelijke commissie is voor dit ik zeg het nogmaals technisch gebeuren, dat zich gemakkelijk laat omschrijven, te zwaar. Wij menen dat kan worden volstaan met een parkeer- overlegorgaan waarin de belangengroeperingen verte genwoordigd zijn. In de nota wordt terecht gecon stateerd dat de consument, de gebruiker van de bin nenstad, en de middenstand parallelle belangen heb ben. Een parkeeroverlegorgaan kan ten aanzien van de gezamenlijke belangen in belangrijke mate voor beleidsadvisering zorgdragen, terwijl voorts de raad de taak heeft de vanuit de bevolking komende signalen kenbaar te maken; ook deze politiek ge structureerde inspraak kan elementen die aanleiding zouden kunnen geven tot. klachten, in de toekomst aan de oppervlakte brengen. Vervolgens nog een korte opmerking over de volgorde van de varianten. Er wordt een lichte voorkeur uitgesproken voor variant II. Ik meen dat wij ons op dit ogenblik niet direct kunnen uitspre ken, omdat de invulling van de varianten afhanke lijk is van de snelheid waarmee de openliggende plaatsen in de binnenstad zullen worden opgevuld. Van belang is dat de bouw van parkeergarages paral lel loopt met de invulling van de directe omgeving. Te vroeg bouwen kan betekenen dat een garage leeg komt te staan, te laat bouwen kan betekenen dat we tijdelijk in de directe omgeving een enorme "par- keerpuinhoop" aantreffen. De onderlinge afstemming van de invulling van de binnenstad en de aanleg van de parkeergarages vergt bij de dienst openbare werken een zeer nauwkeurige planning van het ge heel. In dit verband zouden we nog niet direct een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 518