16 MAART 1978.
534
Met de motie van mevrouw Muntjewerff kan ik
voor een deel meegaan. Ik ben het ermee eens dat
de woonstraten in de binnenstad vrij moeten worden
gemaakt van auto1s van binnenstadsbezoekers en dat
het parkeervergunningenstelsel daar een uitvloei
sel van is. Ik begrijp echter niet waarom er hier
mee geen extra dienst aan de bewoners zou worden
geleverd. Er werd, naar ik altijd heb begrepen,
niet alleen van de kant van de gemeente naar het
autovrij maken van de woonstraten gestreefd, maar
ook van de kant van de bewoners. Juist door deze
maatregelen worden parkeerplaatsen voor de bewo
ners gereserveerd en ik geloof dat daarmee zeker
wel een dienst aan de bewoners wordt geleverd. An
derzijds: als er geen dienst aan de bewoners wordt
geleverd en ook geen relatie tussen dienst en be
taling bestaat, vraag ik mij af waarom een symbo
lisch bedrag in rekening zou moeten worden ge
bracht. Ik begrijp dan de zin van dat symbolische
bedrag niet, maar dat zal wel aan mij liggen!
Wij zijn het eens met de motivering van de
wethouder. We vinden de motie onlogisch en inner
lijk tegenstrijdig. Bovendien is zij in onze ogen
voorbarig. In eerste termijn heb ik al te kennen
gegeven dat volgens onze opvatting in beginsel
voor gereserveerde parkeerplaatsen mag worden be
taald. De hoogte van het te betalen bedrag wil ik
in het midden laten; de wethouder heeft gezegd dat
het college in dezen voorstellen zal doen en daar
hebben wij alle vertrouwen in. Aan de motie van me
vrouw Muntjewerff hebben we geen behoefte. Ik
sluit mij aan bij het advies van de wethouder aan
mevrouw Muntjewerff om de motie in te trekken.
De heer TEN WOLDE: In eerste termijn heb ik
een korte vraag vergeten. Het parkeervergunningen
stelsel voor particulieren zou naar mijn mening
ook moeten gelden voor bedrijven die in de binnen
stad in belangrijke mate op het verkeer zijn aan
gewezen. De afstand van bedrijfsvestigingen tot de
te treffen parkeervoorzieningen kan vrij groot