543
16 MAART 1978.
educatie, die nog steeds bestaat, er niet aan toe r
gekomen is aandacht te besteden aan de betekenis e
van het vormingsinstituut voor Breda. Dit wekt de p
indruk dat deze groep te veel aandacht heeft moe- 0
ten besteden aan het vertrouwd raken met de mate- t
rie van de permanente educatie. h
z
De heer HENDRIKSEN: Een korte vraag naar aan- a
leiding van de op één na laatste alinea van het n
voorstel, waarin een opmerking wordt gemaakt over
de toekomstige subsidiëring die op basis van de z
huidige situatie onzeker is. We hebben in de com- k
missie gezegd dat we ons dat kunnen voorstellen in j
verband met alle gesprekken die op het ogenblik
op provinciaal niveau bezig zijn. Hieraan hebben
we iets toegevoegd dat ik ook vanavond onder de e
aandacht van de wethouder zou willen brengen: c
mocht het zo zijn dat onverhoopt de subsidierege
ling van het vormingscentrum problemen oplevert, j
dan zou wellicht in de toekomst bij het ontstaan
van een nieuwe situatie opnieuw een beroep op Bre
da kunnen worden gedaan. Ik zou graag zien dat de
wethouder dit nog eens bevestigde.
Wethouder SANDBERG: De heer Visser heeft in
de eerste plaats een boodschap voor het vormings- c
instituut West-Brabant meegegeven. Daarnaast heeft
hij opgemerkt dat de werkgroep permanente educatie
geen aandacht aan het vormingsinstituut zou hebben c
geschonken. Ik ben niet steeds bij de vergaderin- c
gen van die werkgroep, maar mij is in ieder geval s
bekend dat de activiteiten van het vormingsinsti- 1
tuut West-Brabant deel uitmaken van de inventari- 1
satie die de werkgroep op het ogenblik aan het be- r
kijken en nader aan het uitwerken is.
Aan het adres van de heer Hendriksen het vol- 1
gende. De taakstelling van Breda bij toekomstige
problemen op het gebied vari de financiering zou ik 1
nu juist aan het uit te brengen educatief plan j
willen relateren. Nagegaan moet worden in hoeverre
het vormingsinstituut in dat educatief plan een j