16 MAART 1978.
546
particulier initiatief heeft doen uitgaan. Deze
brief bergt enige tegenstellingen ten opzichte van
de brief van de kant van het particulier initia
tief in zich. De standpunten liggen op dit ogenblik
nog niet zo erg dicht bij elkaar. Misschien kunnen
de tegenstellingen in de toekomst worden overbrugd,
maar zoals de wethouder in zijn inleidende op
merkingen heeft aangegeven zo ver is het nog
niet. De gesprekken zouden naar onze mening moeten
worden voortgezet en er zou ook overleg met andere
delen van het particulier initiatief moeten worden
gepleegd. Zo is er bijvoorbeeld niet met vertegen
woordigers van het peuterwerk gesproken. Ook over
leg met de burgerij is gewenst, want zulk overleg
is volgens artikel 17 van de rijksbijdrageregeling
voor sociaal-cultureel werk uitdrukkelijk de bedoe
ling.
3. Een laatste argument op grond waarvan wij
om uitstel van de behandeling verzoeken, hangt sa
men met de verbreding van de stuurgroep. Naar onze
mening moet niet worden volstaan met toevoeging
van één of twee mensen vanuit het sociaal-cultu
reel werk, maar moet opnieuw goed worden nagegaan
hoe de verbreding moet worden georganiseerd en kan
worden gekoppeld aan inspraak en participatie van
de burgerij en aan de nieuwe taak van de stuur
groep, opdat de decentralisatie in Breda zo goed
mogelijk tot haar recht komt. Op dit ogenblik
blijkt de planning zeer zwaar te wegen. In de com
missie is gezegd dat uitstel tot tijdnood zou lei
den en de wethouder zal zich straks waarschijnlijk
weer in die zin uitlaten. Naar onze mening is het
niet goed de planning ten aanzien van decentralisa
tie en een nieuw welzijnsbeleid zo strak te hante
ren als op het ogenblik gebeurt. In het verleden
heb ik al eens gesproken over nieuwe planningsvor-
men die ontwikkeld zijn; zo wordt op welzijnsge-
bied nogal veel gebruik gemaakt van de communica
tieve planning, waarbij men in samenspraak met de
bevolking en met instituten probeert tot een uit
werking van plannen te komen. Ik meen dat een