553
16 MAART 1978.
rijksbijdrageregeling voor sociaal-cultureel werk c
inhoudt dat er een subsidieregeling moet worden ge- c
maakt voor alle groeperingen die voor subsidie in c
aanmerking komen. De groepen waar het hier om gaat,
vallen daar eveneens onder en ik zou de wethouder
dan ook willen vragen of wij hetgeen er thans ter I
tafel ligt moeten beschouwen als een soort interim- 1
regeling, in afwachting van wat in zijn algemeen- r
heid later in de hierbovenbedoelde planning wordt c
vastgesteld. i
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de to- 1
neelsector en in het bijzonder op de groepering i
"Malletheater"waarover ook de heer Gielen heeft
gesproken. Ik heb tot mijn vreugde gezien dat er
in het voorstel enkele nieuwe artikelen zijn opge-
nomen naar aanleiding van de inbreng tijdens de 1
commissievergadering. Hierdoor worden voor groepe
ringen die enigszins "aan de marge van het toneel"
bezig zijn, mogelijkheden geschapen om toch te
blijvenfunctioneren. In die zin zit, denk ik, het
"Malletheater" waarschijnlijk wel goed. Toch wil
ik de wethouder met nadruk vragen de volgende keer
in de commissievergadering wat uitvoeriger met ons
van gedachten te wisselen over de kwestie van het
B.C.A. en het plaatselijk overlegorgaan. Ik vraag
dit in het bijzonder op grond van de brief die het
"Malletheater" aan ons heeft gestuurd, maar ook
naar aanleiding van een reactie van toneelgroep
"De Cirkel" die daar weer overheen is gekomen. Bei
de brieven doen mij een groot aantal vraagtekens
plaatsen bij het B.C.A. en een plaatselijk overleg
orgaan. Ik weet er verder te weinig van om er op
dit ogenblik een oordeel over te kunnen uitspreken,
maar vooral met het oog op de toekomst lijkt het
mij goed op dit punt in de commissie eens wat fun
damenteler van gedachten te wisselen.
Wij kunnen overigens met het voorstel instem
men.
De heer VAN ASSELDONK: Terwijl ik dit voor
stel aan het lezen was gingen mijn gedachten