557 16 MAART 1978. gemaakt, totdat er zeer laat een reactie van het "Malletheater" binnenkwam, dat meende tussen de wal en het schip terecht te komen. Inmiddels heb ik van alle andere amateurtoneelverenigingen een schrijven ontvangen waarin zij op mij een hart grondig beroep doen om deze subsidie-regelingen bij de raad met hand en tand te verdedigen. Ik denk dat ik daarbij wel succes zal hebben, want zó ernstig is de situatie nu ook weer nietJ We hebben in de toneel-subsidie-regeling in derdaad een uitwijkmogelijkheid geschapen. Wanneer de norm van tien personen voor een bepaalde ama teurtoneelvereniging niet wordt gehaald, leidt dit niet automatisch direct tot afhaken. Als er bij de betrokken vereniging toch wel weer groei aanwe zig is, hoeven we de subsidie niet drastisch te "kappen" De heer Gielen heeft een vraag gesteld over het overlegorgaan. Ons streven is dat alle secto ren van de amateurwereld van Breda een eigen over legorgaan krijgen. Dat is namelijk de basis waarop het college kan terugvallen, wanneer het ter zake van aan de orde zijnde problemen een advies zou willen krijgen. Dit sluit niet uit dat er op ver scheidene deelgebieden ook landelijke of provinci ale organisaties werkzaam zijn, zoals bijvoorbeeld het B.C.A. Volgens de regeling behouden wij ons het recht voor om, ook als een vereniging niet bij die provinciale organisatie is aangesloten, de or ganisatie toch om advies te vragen. Wellicht zal niet in alle gevallen van die mogelijkheid gebruik hoeven te worden gemaakt, maar zij moet naar mijn mening wèl aanwezig zijn. Ik weet eigenlijk niet waarop het verschil in omschrijving berust dat de heer Gielen ten aanzien van de instructeurs heeft gesignaleerd. Het gaat er in ieder geval om dat er bevoegde krachten zijn. De omschrijving is in het geval van instructeurs voor drumbands enigszins anders dan in andere ge vallen, maar de strekking is hetzelfde: wij stre ven ernaar dat de kwaliteit wordt gewaarborgd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 557